ECLI:NL:RBDHA:2020:6812
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van brandstichting wegens onvoldoende bewijs van opzet en gemeen gevaar
Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 26 maart 2020 in Leiden, waar de verdachte opzettelijk brand zou hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare materialen. Tijdens de zitting op 10 juli 2020 heeft de officier van justitie, mr. H.J. Starrenburg, vrijspraak bepleit, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.E. Pennings, heeft dit standpunt ondersteund.
De rechtbank heeft het dossier en de getuigenverklaringen zorgvuldig bestudeerd. De verbalisanten die ter plaatse waren, constateerden rookontwikkeling en een brandlucht, maar konden niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen vaststellen dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Daarom heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.
In de beslissing heeft de rechtbank verklaard dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N. de Jong, en is een belangrijk voorbeeld van de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken.