ECLI:NL:RBDHA:2020:6812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
09-083423-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting wegens onvoldoende bewijs van opzet en gemeen gevaar

Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 26 maart 2020 in Leiden, waar de verdachte opzettelijk brand zou hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare materialen. Tijdens de zitting op 10 juli 2020 heeft de officier van justitie, mr. H.J. Starrenburg, vrijspraak bepleit, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.E. Pennings, heeft dit standpunt ondersteund.

De rechtbank heeft het dossier en de getuigenverklaringen zorgvuldig bestudeerd. De verbalisanten die ter plaatse waren, constateerden rookontwikkeling en een brandlucht, maar konden niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen vaststellen dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Daarom heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

In de beslissing heeft de rechtbank verklaard dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. N. de Jong, en is een belangrijk voorbeeld van de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/083423-20
Datum uitspraak: 24 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
[Geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen door de daartoe uitdrukkelijk gemachtigde raadsman mr. M.E. Pennings naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2020 te Leiden opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur (een brandende kaars) in aanraking te brengen met toiletpapier, sokken, hout en/of ander
materiaal, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan deze goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de inboedel, de woning en/of omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar voor omwonenden en/of hulpverleners, in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden en/of hulpverleners, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen te duchten was.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op 26 maart 2020 omstreeks 09:45 uur zijn verbalisanten naar het [adres 2] te Leiden gegaan om de Gemeentelijke Handhaving te ondersteunen bij een melding van overlast. Ter plaatse constateerden zij dat de voordeur gebarricadeerd was. Aan de achterzijde van de woning werd vervolgens de schuifpui geopend door de bewoner van het pand, zijnde de verdachte. Hierop kwam direct flinke rookontwikkeling uit de woning en roken verbalisanten een brandlucht. In de badkamer bleek rook uit de toiletpot te komen, die was volgestopt met sokken, hout en ander materiaal. De rookontwikkeling is vervolgens door de verbalisanten gestopt door twee maal een fles met water in de toiletpot te gooien.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich in zijn woning schuldig heeft gemaakt aan brandstichting.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht en dat door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Wieringa, voorzitter,
mr. J.W. du Pon, rechter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2020.