ECLI:NL:RBDHA:2020:6742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
C/09/595283 / FA RK 20-4149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 26 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1989, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat zijn gehoord. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan schizofrenie en dat er strijd is over de medicatie en vrijheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van vier maanden, tot en met 14 november 2020, en heeft de overige verzoeken afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter mr. J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595283 / FA RK 20-4149
Datum beschikking: 14 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. M.F. Laning te Voorschoten.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 23 juni 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 5 juni 2020;
- een zorgplan van 5 juni 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 25 juni 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat van betrokkene,
- de [psychiater 2] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat het de afgelopen weken minder goed met hem ging omdat hij is opgenomen, maar nu gaat het uitstekend met hem. Volgens betrokkene is zijn geestelijke situatie onder controle en brengt hij anderen en zichzelf niet in gevaar. Betrokkene heeft aangegeven dat hij medicatie heeft gekregen waar hij zich heel slecht bij voelde. Betrokkene krijg nu medicatie (fluanxcol) waar hij zelf voor gekozen heeft. Het depot dat betrokkene kreeg zorgde voor veel bijwerkingen en betrokkene heeft aangegeven nooit meer mee te zullen meewerken aan een depot.
De advocaat heeft verklaard dat betrokkene geen machtiging wil, maar wel vrijwillig in de accommodatie wil blijven. Betrokkene wil in september gaan beginnen met een opleiding en hij zal de medicatie thuis blijven gebruiken. De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene al een tijdje in de accommodatie zit en dat nu zijn vrijheden zijn ingetrokken. De advocaat vraagt zich dan ook af wat het stappenplan is voor betrokkene. Tot slot heeft de advocaat aangegeven dat het van belang is om zo snel mogelijk toe te werken naar zorg in het ambulant kader.
De psychiater heeft aangegeven dat er bij betrokkene sprake is van schizofrenie en dat er constant strijd is over de medicatie en vrijheden. De vrijheden van betrokkene zijn ingetrokken, echter maakt betrokkene nog dagelijks afspraken buiten de deur. Betrokkene is ambivalent en heeft hij zich meerdere malen onttrokken aan de zorg. Daarnaast hebben zich op de afdeling een aantal incidenten voorgedaan. De psychiater heeft voorts aangegeven dat betrokkene op dit moment de medicatie in een minimale dosis accepteert, maar dat het de bedoeling is dat de medicatie wordt opgehoogd en daarna ook wordt overgegaan op een depot. De psychiater heeft tot slot aangegeven dat betrokkene wekelijks afspraken heeft met zijn behandelaar en dat betrokkene is aangemeld bij het LIB voor een klinische opname. Na overplaatsing naar het LIB zal bekeken worden hoe de zorg in het ambulant kader na een eventueel ontslag vormgegeven kan worden.

Beoordeling

Op 16 januari 2020 is door de rechtbank een voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 16 juli 2020, welke machtiging op 23 april 2020 is geconverteerd naar een voorlopige machtiging.
Uit de overgelegde stukken en wat ter zitting is besproken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige financiële schade;
- maatschappelijke teloorgang.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
De overige in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op de beoordeling van de geneesheer-directeur van 25 juni 2020 acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, alleen bij insluiting;
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank ziet aanleiding om de machtiging in duur te beperken om zicht te houden op het perspectief voor betrokkene, te meer nu hij nog jong is. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van 4 maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, alleen bij insluiting;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, rechter, bijgestaan door
K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.