Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser,
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Bestreden besluit I
de volgende keer dat ik jou zie maak ik je helemaal kapot”.Het COA personeel heeft hem daarna verschillende keren moeten verzoeken de ruimte te verlaten. Verweerder heeft de gedraging vastgelegd in een incidentverslag. Dat het incidentverslag niet meteen bij het besluit is overgelegd is weliswaar niet zorgvuldig, maar maakt het besluit niet onrechtmatig. Het verslag is immers geen onderdeel van het besluit. Verweerder heeft terecht erop gewezen dat de bedreiging is waargenomen door een getuige. Niet kan worden gesteld dat geen onderzoek is gedaan naar hetgeen is gebeurd. Later op de dag heeft een gesprek met eiser plaatsgevonden waarin hij zijn visie heeft kunnen geven. De enkele stelling van eiser dat het niet zo is gegaan, is niet onderbouwd. Aan het nalaten van het doen van aangifte hecht de rechtbank niet de waarde die eiser eraan hecht, omdat het doen van aangifte geen verplichting is voor het opleggen van een ROV-6 maatregel.
ernstigte kleineren of te bedreigen en gedrag met als doel
ernstigefysieke schade toe te brengen, wordt een ROV-6 maatregel opgelegd. Met de toelichting die verweerder in de incidentverslagen, het verweerschrift en ter zitting heeft gegeven acht de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom van het uitgangspunt is afgeweken en een ROV-6 maatregel is opgelegd. De medewerker is persoonlijk bedreigd en deze situatie heeft een grote impact gehad op deze werknemer. De werknemer voelde zich niet meer veilig op de locatie. Voorts blijkt dat verweerder wel een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij eisers zienswijze (zij liegt) is betrokken, maar dat dit geen aanleiding gaf tot het innemen van een ander standpunt. Dat eiser zeer gespannen was, en niemand zou willen kwetsen, maakt niet dat dit hem van de verplichting ontslaat zich aan de huisregels te houden. De stelling dat de opgelegde maatregel niet proportioneel is volgt de rechtbank niet, nu de gedraging van eiser een zeer grote impact heeft gehad op de werknemer van verweerder. Verweerder heeft daarom in redelijkheid de ROV-6 maatregel kunnen opleggen en daarbij voldoende rekening gehouden met de belangen van eiser. De belangen van handhaving van de huisregels en voorkoming van agressief gedrag heeft verweerder echter zwaarder mogen laten wegen. Gezien alle feiten en omstandigheden is ROV-6 maatregel geen onevenredig zware maatregel.