3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 en 2
[aangever] heeft op 30 april 2018 aangifte gedaan namens [bedrijf 1] in Delft. Zij heeft verklaard dat zij de avond ervoor, op 29 april 2018, aan het werk was bij [bedrijf 1] . Zij zag een man, in het zwart gekleed, met iets zwarts voor zijn mond en een pistool in zijn hand, naar binnen rennen. [aangever] rende direct naar het toilet, waar zij de overvalknop indrukte. Zij hoorde vervolgens hard gebonk op de deur en hoorde iemand schreeuwen om geld. Even later zag [aangever] dat de man de winkel uit was.
[naam 3] heeft op 16 mei 2018 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij de avond ervoor, op 15 mei 2018, aan het werk was achter de kassa van [bedrijf 2] in Delft. Er kwam een man voor haar staan met een soort masker op, dat van zijn kin tot onder zijn ogen liep. De man stond op minder dan een meter afstand van haar en richtte een pistool op haar hoofd. De man schreeuwde meerdere keren dat ze de kassa open moest maken en hield daarbij het pistool op haar gericht. [naam 3] hoorde het pistool klikgeluiden maken. Het lukte [naam 3] niet om de kassa te openen en daar geld uit te pakken.
[naam 2] heeft verklaard dat er op 15 mei 2018 in [bedrijf 2] te Delft, waar zij op dat moment achter de kassa werkzaam was, een man met een pistool op haar af kwam lopen. De man zei dat zij hem geld moest geven en richtte zijn pistool op haar. De kassalade stond open en de man pakte daar zelf geld uit.
[naam 1] heeft verklaard dat zij op 15 mei 2018 in [bedrijf 2] te Delft, waar zij op dat moment achter de servicebalie werkzaam was, een man zag die in zijn rechterhand een pistool vast had. Met zijn linkerhand had hij een soort sjaal of doekje vast. [naam 1] realiseerde zich toen dat zij overvallen werden en heeft de overvalknop ingedrukt. [naam 1] had het gevoel dat de man bijna direct richting de servicebalie kwam lopen. Zij hoorde dat hij zei “Geld, geld, geld!” [naam 1] heeft toen haar kassalade opengemaakt en wilde het geld pakken om het aan de man te geven. De man begon met een hand in de kassa te graaien. Hij heeft uiteindelijk het geld zelf gepakt en meegenomen, aldus [naam 1] .
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van [bedrijf 1] van 29 april 2018 en die van [bedrijf 2] van 15 mei 2018 bekeken. Hij heeft gerelateerd dat hij heeft gezien dat de dader op beide camerabeelden opvallende gelijkenissen vertoont. Het betreft in beide gevallen een lange, blanke man met een slungelig postuur. Zijn geschatte lengte is ongeveer 1.90 meter. Ook het gebruikte zwarte vuurwapen, met opvallend zilverkleurig vlak, vertoont overeenkomsten. Daarnaast gebruikt de dader in beide gevallen een vergelijkbare gezichtsbedekking, waar hij zijn hand in beide gevallen op identieke wijze voor houdt. Ook komen de sportschoenen van de dader, van het merk Nike en met dezelfde kleur en hetzelfde logo, in beide gevallen overeen. Op grond van deze overeenkomsten en gezien het feit dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] schuin tegenover elkaar zijn gevestigd, bestaat bij verbalisant [verbalisant] het vermoeden dat de dader van beide incidenten dezelfde persoon betreft.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij de persoon op de camerabeelden van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , die zijn getoond op TV West, direct heeft herkend als de verdachte. [getuige 1] verklaarde hem te herkennen aan zijn ogen, die wat dieper liggen ten opzichte van zijn hoge neusbrug, en aan de vorm en grootte van zijn neus. Ook herkende [getuige 1] het slungelige loopje van de verdachte, die altijd een beetje gebogen loopt met voorover hangende schouders. [getuige 1] heeft verklaard dat zij de verdachte goed kent. Zij kent hem al sinds zijn geboorte, omdat de tante van de verdachte een goede vriendin van haar was. [getuige 1] zag de verdachte regelmatig op verjaardagen en andere gelegenheden, en zij heeft hem ongeveer een jaar geleden voor het laatst gezien.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de overvaller op de camerabeelden van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , die zijn getoond op TV West, heeft herkend als de verdachte. De ogen en de wenkbrauwen van de overvaller kwamen overeen met die van de verdachte. Getuige [getuige 2] kent de verdachte van de basisschool. Hij heeft hem na de basisschool nog een aantal keer gezien, de laatste keer was ongeveer een jaar geleden.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij de camerabeelden van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] op TV West had gezien en dat zij de overvaller direct herkende als de verdachte, die een medeleerling van haar is geweest op de basisschool. Zij herkende de verdachte aan zijn donkere ogen, aan de puntige bovenzijde van zijn oor en aan zijn lange en dunne postuur.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , de vader van de verdachte, blijkt dat hij op 24 mei 2019 een stilstaand beeld van de camerabeelden van [bedrijf 1] via WhatsApp naar de verdachte heeft gestuurd, met daarbij het tekstbericht: “Lijkt heel veel op jou”.
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak zijn camerabeelden van overval op [bedrijf 1] en [bedrijf 2] getoond. In beide gevallen is als dader een blanke man te zien met diepliggende donkere ogen, rondlopende wenkbrauwen, een smalle, rechte neus met een rechte neusbrug, en een lang, dun en slungelig postuur. Verder heeft deze man gebogen schouders en lange, smalle handen met lange slanke vingers. Het gebruikte vuurwapen is in beide gevallen zwart van kleur met in het midden van de loop een licht vlak.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het vorenstaande als volgt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde feiten door dezelfde persoon zijn gepleegd, en dat de verdachte deze persoon is. De rechtbank baseert dit op de aangiftes en de voornoemde getuigenverklaringen van het personeel van [bedrijf 2] , alsook op het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] waarin de camerabeelden van beide overvallen zijn vergeleken. Verder stelt de rechtbank vast dat meerdere getuigen de op de camerabeelden getoonde persoon herkennen als de verdachte en dat zelfs zijn vader de gelijkenis ziet. Herkenningen aan de hand van camerabeelden dienen kritisch en behoedzaam te worden beoordeeld. In deze zaak constateert de rechtbank dat de camerabeelden van goede kwaliteit zijn en dat de dader voldoende zichtbaar in beeld is om op basis daarvan iemand te kunnen herkennen. Daarbij is voorts van belang dat de waar te nemen persoonskenmerken, zeker in combinatie met elkaar, voldoende onderscheidend zijn. De getuigen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard, kennen de verdachte al langere tijd en hebben gemotiveerd aangegeven waaraan zij de verdachte herkennen. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de getuigenverklaringen voldoende betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Bovendien onderschrijft de rechtbank op basis van haar eigen waarnemingen ter terechtzitting dat de persoon op de camerabeelden de verdachte is.
Ten aanzien van feit 3 en 4
Omdat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte de hierna onder 3 en 4 vermelde bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de hierna vermelde bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2020;
- het proces-verbaal aantreffen wapens van 29 augustus 2018.