ECLI:NL:RBDHA:2020:6699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van marktvergunningen en aanwezigheidsplicht van vergunninghouder in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een verzoek ingediend om ontheffing van de verplichting om zijn standplaats op de markt persoonlijk in te nemen, vanwege medische redenen. De rechtbank behandelt de intrekking van de marktvergunningen van eiser, die per 15 november 2018 was ingegaan, na eerdere afwijzingen van zijn verzoeken om ontheffing. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, het college, terecht heeft besloten om de vergunningen in te trekken, omdat eiser niet voldeed aan de aanwezigheidsplicht zoals vastgelegd in het Marktreglement Den Haag. Eiser had zijn standplaats niet persoonlijk ingenomen gedurende de vereiste marktdagen, wat in strijd was met de regelgeving. De rechtbank overweegt dat de medische situatie van eiser, hoewel hij hartklachten heeft, niet voldoende onderbouwd is om een ontheffing te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de aanwezigheidsplicht rechtvaardigen. Eiser had ook de gevolgen van zijn afwezigheid kunnen voorzien en was op de hoogte van de regels. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de verweerder om de marktvergunningen in te trekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Smit).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2018 (primaire besluit 1) heeft verweerder het verzoek van eiser voor het niet verplicht innemen van zijn standplaats op vrijdag en standplaatsen op zaterdag op de [markt] afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2018 (primaire besluit 2) heeft verweerder de marktvergunningen van eiser voor de standplaats op vrijdag en standplaatsen op zaterdag op de [markt] ingetrokken per 15 november 2018.
Bij uitspraak van 17 december 2018 (zaaknummer AWB 18/7391) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure afgewezen.
Bij besluit van 22 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skypeverbinding plaatsgevonden op 22 juni 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is aangehouden zodat partijen in overleg kunnen treden of eiser een nieuwe marktvergunning kan krijgen. Aanleiding daartoe is dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft laten weten dat eiser zijn beroep zal intrekken als hij zijn oude standplaatsen weer mag innemen. Bij bericht van 2 juli 2020 heeft de gemachtigde van verweerder –samengevat weergegeven- opgemerkt dat er bij het bedrijfsonderdeel Markten van de gemeente Den Haag geen bereidheid aanwezig is om nu weer marktvergunningen te verlenen aan eiser voor zijn oude standplaatsen op de [markt] .
De rechtbank heeft met toestemming van partijen, op 13 juli 2020 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eiser had marktvergunningen op de vrijdag en zaterdag voor het innemen van de standplaatsen 3.81 op vrijdag en 1.84, 185 op zaterdag op het marktterrein aan de [straat] te [plaats] . Vanaf januari 2018 hebben marktmeester controles uitgevoerd bij de standplaatsen van eiser op voornoemd marktterrein. Daarbij is vastgesteld dat eiser als vaste vergunninghouder de standplaatsen niet persoonlijk innam gedurende de gehele marktdag.
Bij brief van 23 juni 2018 heeft verweerder verzoeker geïnformeerd over een naderende overschrijding van het maximaal aantal dagen dat de standplaatsen persoonlijk ingenomen dienen te worden door de vergunninghouder gedurende de gehele marktdag voor in ieder geval de helft van het kalenderjaar.
2.1
Verweerder heeft bij primair besluit 1 het verzoek van eiser om ontheffing voor het niet verplicht innemen van zijn standplaatsen vanwege zijn medische situatie (hartklachten) afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verzoeker het maximaal aantal marktdagen dat hij zich als vergunninghouder mag laten vervangen door een vervanger, ruimschoots heeft overschreden. Verweerder ziet in de door eiser gestelde medische situatie geen bijzondere omstandigheid om af te wijken van de aanwezigheidsplicht.
2.2
Bij primair besluit 2 heeft verweerder de marktvergunningen van eiser voor de [markt] ingetrokken. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser zijn standplaats niet inneemt gedurende de hele dag. Ingevolge de Beleidsregels Sancties Markten Den Haag 2017 (hierna Sanctiebeleid) is overtreding van artikel 3:2, derde lid, van het Marktreglement als een zware overtreding gekwalificeerd waarbij de vergunning wordt ingetrokken. Verweerder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om af te wijken van het intrekken van de marktvergunningen.
3. In het bestreden besluit, waarin de primaire besluiten worden gehandhaafd, heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen voornoemde primaire besluiten ongegrond verklaard. Ter onderbouwing heeft verweerder verwezen naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 21 mei 2019.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. De gezondheidsklachten van eiser hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn om een ontheffing te verlenen van de aanwezigheidsplicht. Eiser meent, anders dan verweerder, dat hij zijn medische situatie voldoende heeft onderbouwd met de overgelegde verklaring van de huisarts van 15 november 2018 en de verklaring van de cardioloog van 21 februari 2019. Eiser kampt met hartritmestoornissen, waardoor hij bij geringe inspanning al last heeft van duizeligheid en hartkloppingen. Deze klachten belemmeren zijn dagelijks functioneren, waaronder het innemen van de standplaats.
Verder stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder van handhavend optreden had moeten afzien, omdat dit niet evenredig is met de daarmee te dienen doelen. Het belang van eiser dient in dit geval zwaarder te wegen. Eiser heeft nooit eerder overtredingen begaan en dient zijn gezin te onderhouden van de inkomsten die hij genereert op de markten. Het intrekken van de marktvergunning heeft de nodige financiële gevolgen voor eiser, wat stress veroorzaakt en de gezondheidstoestand niet bevordert.
Het wettelijk kader
5. Volgens artikel 3:2, eerste lid, van het Marktreglement Den Haag 2016 is de vaste vergunninghouder verplicht om zijn standplaats ten minste iedere vergunde marktdag 46 maal per kalenderjaar in te nemen.
Volgens het derde lid neemt de vaste vergunninghouder zijn standplaats persoonlijk in gedurende de hele marktdag. Voor maximaal de helft van de in het eerste lid bedoelde aantal, kan de vaste vergunninghouder zich laten vervangen door een vervanger.
Volgens het negende lid kan door burgemeester en wethouders in geval van bijzondere omstandigheden worden afgeweken van het eerste lid.
Ingevolge de Beleidsregels sancties markten Den Haag 2017 geldt overtreding van artikel 3.2, derde lid, van het Marktreglement als zware overtreding en volgt hierop (als eerste sanctie) het intrekken van de vergunning.
6. De rechtbank overweeg als volgt.
6.1
Niet ter discussie staat dat eiser niet heeft voldaan aan de in artikel 3.2, derde lid, van het Marktreglement neergelegde verplichting om de standplaats persoonlijk in te nemen. Verweerder was daardoor in beginsel bevoegd om de marktvergunningen in te trekken.
Partijen zijn thans in geschil over de vraag of verweerder op basis van de medische situatie van eiser ontheffing had moeten verlenen van de aanwezigheidsplicht en de marktvergunningen niet had moeten intrekken.
6.2
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten tijde van het bestreden besluit op het standpunt kunnen stellen dat uit de overgelegde medische stukken, waaronder die van de huisarts van 15 november 2018 en de cardioloog van 21 februari 2019, onvoldoende is gebleken dat eiser niet in staat zou zijn om op zijn standplaats aanwezig te zijn. Weliswaar kan uit deze stukken worden afgeleid dat eiser hartklachten heeft, maar hieruit blijkt niet dat eiser ten tijde van het bestreden besluit niet in staat was om op zijn standplaatsen aanwezig te zijn. Derhalve is niet aangetoond dat eiser in het geheel niet zou kunnen voldoen aan zijn aanwezigheidsplicht en een ontheffing gerechtvaardigd zou zijn. Daarbij is van belang dat niet van eiser wordt verlangd dat hij zelf een marktkraam opbouwt of inspannende werkzaamheden verricht. Voldoende is dat eiser persoonlijk zijn standplaats inneemt voor in ieder geval de helft van het aantal marktdagen per vergunde dag. Voorts is van belang dat eiser personeel in dienst heeft die alle benodigde (inspannende) werkzaamheden voor hem kunnen verrichten.
Verweerder heeft er bovendien terecht op gewezen dat eiser na ontvangst van het voornemen tot intrekking van de vergunningen wel zijn standplaats op de [markt] persoonlijk heeft ingenomen. De stelling van eiser ter zitting dat hij toen alleen achter in de auto heeft gelegen is niet onderbouwd en leidt derhalve niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de medische situatie geen bijzondere omstandigheid zoals genoemd in artikel 3:2, negende lid, van het Marktreglement vormt op grond waarvan kan worden afgeweken van de aanwezigheidsplicht. Voorts wordt overwogen dat er thans geen zicht op legalisatie bestaat. Dit blijkt niet uit het door eiser overgelegde verslag Marktverordening en marktreglement van 10 maart 2020. Voorts heeft verweerder benadrukt dat er slechts een ambtelijk gesprek heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de Haagse marktondernemers over het wijzingen van de marktregelgeving, onder andere wat betreft de aanwezigheidsplicht en dat hierover nog geen besluit over is genomen. De aanwezigheidsplicht van artikel 3:2 van het Marktreglement geldt derhalve nog onverkort.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de overige door eiser genoemde persoonlijke omstandigheden, zoals het verlies van inkomsten en het kwijtraken van sociale contacten, niet dermate uitzonderlijk dat het handhavend optreden door verweerder onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, zoals onder meer de omstandigheid dat de persoonlijke aanwezigheid de binding met de markt versterkt, er een gelijk speelveld voor alle ondernemers geldt en de mogelijke doorverhuur wordt voorkomen. Verweerder heeft eiser herhaaldelijk gewezen op de verplichting om zijn standplaats persoonlijk in te nemen, onder meer bij de (her)invoering van het aanwezigheidsvereiste. Eiser was op de hoogte van de gevolgen die continuering van zijn afwezigheid voor hem zou hebben, namelijk dat zijn vergunning ingetrokken kon worden. Eiser had hiermee de financiële consequenties van zijn handelen kunnen voorzien. Ondanks dat heeft eiser zijn standplaatsen regelmatig niet persoonlijk ingenomen op de dagdelen waarop dat vereist was. De stelling van eiser dat hij door de intrekking van de vergunning de sociale contacten met klanten en collega marktondernemers kwijt zal raken, heeft verweerder bevreemdend mogen achten. Door marktmeesters is immers geconstateerd dat eiser al bijna twee jaar niet op zijn standplaats aanwezig is geweest voordat tot intrekking van de vergunning is overgegaan. Bovendien staat het eiser vrij om zelf de sociale contacten met marktondernemers te onderhouden. Tenslotte volgt, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 6.3 is overwogen, uit de medische stukken niet dat eiser niet in staat is om bij de standplaats aanwezig te zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid de marktvergunningen van eiser heeft kunnen intrekken.
7. Het beroep is ongegrond
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 juli 2020 door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.