ECLI:NL:RBDHA:2020:6699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van marktvergunningen en aanwezigheidsplicht van vergunninghouder in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een verzoek ingediend om ontheffing van de verplichting om zijn standplaats op de markt persoonlijk in te nemen, vanwege medische redenen. De rechtbank behandelt de intrekking van de marktvergunningen van eiser, die per 15 november 2018 was ingegaan, na eerdere afwijzingen van zijn verzoeken om ontheffing. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, het college, terecht heeft besloten om de vergunningen in te trekken, omdat eiser niet voldeed aan de aanwezigheidsplicht zoals vastgelegd in het Marktreglement Den Haag. Eiser had zijn standplaats niet persoonlijk ingenomen gedurende de vereiste marktdagen, wat in strijd was met de regelgeving. De rechtbank overweegt dat de medische situatie van eiser, hoewel hij hartklachten heeft, niet voldoende onderbouwd is om een ontheffing te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de aanwezigheidsplicht rechtvaardigen. Eiser had ook de gevolgen van zijn afwezigheid kunnen voorzien en was op de hoogte van de regels. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de verweerder om de marktvergunningen in te trekken.