ECLI:NL:RBDHA:2020:6698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 8104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres had op 15 oktober 2018 een uitkering uit het schadefonds aangevraagd, maar deze aanvraag werd bij besluit van 9 januari 2019 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door verweerder bij besluit van 8 november 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift inderdaad buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiseres voerde aan dat zij door haar psychische en fysieke toestand niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om tijdig bezwaar te maken, ongeacht haar omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.H. van Limpt, en zal later openbaar worden gemaakt. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/8104

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 8 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 22 juni 2020.
Eiseres is (telefonisch) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 15 oktober 2018 een uitkering uit het schadefonds aangevraagd. Zij heeft in de aanvraag vermeld dat zij in de periode van 2003 tot 2018 slachtoffer is geweest van een mishandeling, bedreiging met geweld, stalking, een zedenmisdrijf, een overval/diefstal met geweld en laster.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift is ingediend buiten de daarvoor geldende termijn van zes weken. Verweerder acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld daar haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij het bezwaar niet tijdig heeft kunnen indienen, omdat ze zwaar beschadigd is en onvoldoende in staat is om naar het postkantoor te gaan om het bezwaarschrift aangetekend te verzenden.
Wettelijk kader
5.1
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit is toegezonden. Dit staat in artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.2
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door verweerder is ontvangen. Dit staat in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.3
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. Dan laat verweerder op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
In dit beroep is slechts aan de orde de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hetgeen eiseres inhoudelijk over de redenen waarom zij meent in aanmerking te komen voor een uitkering uit het schadefonds heeft aangevoerd, valt buiten de omvang van het geding en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten door de rechtbank.
6.2
Vaststaat dat het bezwaarschrift buiten de daartoe geldende wettelijke termijn is ingediend. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of sprake is van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Eiseres heeft gesteld dat de termijnoverschrijding komt doordat zij zwaar beschadigd is en zij niet capabel is om naar het postkantoor te gaan om het bezwaarschrift aangetekend te verzenden. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht omdat verschillende overheidsinstanties jegens haar ook de regels hebben overtreden en dat niet tot consequenties heeft geleid.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat deze omstandigheden geen reden zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het is immers de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om tijdig bezwaar te maken, ondanks haar gestelde psychische en fysieke toestand. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 juli 2020 door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.