ECLI:NL:RBDHA:2020:6698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres had op 15 oktober 2018 een uitkering uit het schadefonds aangevraagd, maar deze aanvraag werd bij besluit van 9 januari 2019 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door verweerder bij besluit van 8 november 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift inderdaad buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiseres voerde aan dat zij door haar psychische en fysieke toestand niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om tijdig bezwaar te maken, ongeacht haar omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.H. van Limpt, en zal later openbaar worden gemaakt. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.