Uitspraak
Vervangende toestemming vakantie
Beschikking op het op 29 juni 2020 ingekomen verzoek van:
[Y]
[X]
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
Verzoek en verweer
Feiten
- De moeder en de vader zijn met elkaar gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2008 tot [echtscheidingsdatum] 2016.
- Zij zijn de ouders van de volgende twee nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geb. datum MJ 1] 2008 te [geb. plaats MJ 1]
- [minderjarige 2] , geboren op [geb. datum MJ 2] 2011 te [geb. plaats MJ 2]
- De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikking echtscheiding] 2016 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking. In dat ouderschapsplan zijn de ouders onder meer overeengekomen dat [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft, dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft, dat er een zorgregeling geldt zoals is opgenomen in bijlage 1 van dat ouderschapsplan alsmede een verdeling van de vakanties en feestdagen.
- Bij beschikking van deze rechtbank [datum beschikking 1] 2020 is onder meer een voorlopige zorgregeling conform aangehecht schema vastgesteld en is iedere verdere beslissing over het hoofdverblijf, de zorgregeling, de kinder- en partneralimentatie aangehouden in afwachting van het traject [zorgtraject] waar de ouders zich via de gemeente [gemeente] voor hebben aangemeld.
- Bij beschikking van deze rechtbank van [datum beschikking 2] 2020 is, nu het traject bij [zorgtraject] voortijdig is beëindigd, aan de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten over de vraag welke hoofdverblijfplaats in het belang van [minderjarige 1] is en welke zorgregeling het meest in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is en iedere verdere beslissing over het hoofdverblijf, de zorgregeling, de kinder- en partneralimentatie is pro forma aangehouden tot 1 december 2020.
- Op 19 juni 2020 heeft de vader aan de moeder gemaild:“
- De moeder heeft hierop op 20 juni 2020 teruggemaild: “
- Hierop heeft vader teruggemaild: “
- De vader heeft bij brief van 24 juni 2020 de moeder verzocht alsnog schriftelijke toestemming te verlenen. Hij heeft toen tevens vermeld het advies van het ministerie van buitenlandse zaken te volgen. “(…) Het is veilig in Italië en in de tussenliggende landen (Duitsland en Zwitserland). Er wordt door het ministerie geen nieuwe lockdown verwacht. Als de veiligheidssituatie verandert zullen we handelen volgens het advies van het ministerie door eventueel de reis te annuleren, of eerder af te breken. (…)”
- Bij monde van haar advocaat laat de moeder op 25 juni 2020 weten niet in te stemmen met de vakantie en dat de vader zijn vakantieplannen moet wijzigingen en in Nederland doorbrengen of zonder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Italië afreizen. Daarbij heeft de advocaat vermeld dat in de afgelopen periode de verhoudingen tussen partijen er helaas niet beter op zijn geworden en daaraan draagt helaas bij dat de vader zonder enig overleg met de moeder een vakantie met de kinderen blijkt te hebben geboekt naar Italië.
Beoordeling
informerenover een volgende vakantie voordat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] informeert en dat de moeder daarbij geen inspraak heeft in de keuze van het vakantieland. In aanvulling daarop heeft de vader ter zitting desgevraagd verklaard dat de ouders zijn overeengekomen dat de moeder in redelijkheid geen inspraak zou hebben op de vakantiebestemming. Hij is van mening dat er geen reden is voor zijn ex-partner om te bepalen waar hij naartoe gaat op vakantie en dat dit ook zo is besproken bij de mediator. Nu geen sprake is van code “oranje” of code “rood” en geen extra zwaarwegend bezwaar in verband met de fysieke conditie van [minderjarige 2] , dient hem de toestemming voor de vakantie te worden verleend, aldus de vader.
overleggenover de vakantiebestemming. Reden voor de onthouding van de toestemming van de moeder is dat voor de vakantiebestemming van de vader, Italië, code “geel” geldt. Dit betekent dat sprake is van veiligheidsrisico’s. Daarbij komt dat [minderjarige 2] tot een risicogroep behoort voor COVID-19. [minderjarige 2] is met een ontwikkelingsachterstand (zuurstofgebrek en een longontsteking) geboren. Hij heeft overgewicht en een slechtere algehele conditie dan een gemiddeld kind. Daarnaast is [minderjarige 2] het hele jaar door verkouden. De moeder maakt zich dan ook zorgen. Zij vindt het onverantwoord dat vader onder deze omstandigheden met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie naar Italië wil. Zou geen sprake zijn van de COVID-19-problematiek dan zou zij geen bezwaar hebben tegen een vakantie van beide kinderen naar Italië.
op dit momentis. Tussen partijen staat vast dat [minderjarige 2] cognitieve- en motorische beperkingen heeft. Verder is tussen partijen niet in geschil dat hij overgewicht heeft en dat hij in vergelijking met andere kinderen van zijn leeftijd een minder goede conditie heeft. [minderjarige 2] kan wel fietsen en dergelijke maar houdt dat minder lang vol. Dat [minderjarige 2] , zoals de moeder stelt, het hele jaar door verkouden is, kan de rechtbank niet vaststellen. De vader heeft dit betwist en de moeder heeft dit, tegenover zijn betwisting, niet onderbouwd.
beidekinderen en de rechtbank een vakantie naar Italië op dit moment niet in het belang van
[minderjarige 2]acht, zal de rechtbank het verzoek van de vader integraal afwijzen.