ECLI:NL:RBDHA:2020:6673
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 8 mei 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld, met zaaknummer NL20.10321, en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter overweegt dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is zolang de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de beroepszaak, is een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, in aanwezigheid van griffier mr. M. Belhaj. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.