ECLI:NL:RBDHA:2020:6671
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Myanmarese nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL20.12750 en NL20.12752. Verzoekers, van Myanmarese nationaliteit, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter op 19 juni 2020 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken.
Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in andere zaken (NL20.12749 en NL20.12751), is een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier mr. M. Belhaj. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal, indien nodig, alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.