In deze zaak, die op 15 juli 2020 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van erflater, die op 24 januari 2017 is overleden. De partijen, [eiseres] en [gedaagde], zijn de kinderen van erflater en hebben gezamenlijk de nalatenschap aanvaard. De procedure is gestart door [eiseres], die vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap en de betaling van notariskosten. [gedaagde] heeft in reconventie vorderingen ingesteld tot terugbetaling van bedragen die [eiseres] van de bankrekening van erflater zou hebben onttrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de notariskosten niet ten laste van de nalatenschap kunnen worden gebracht, omdat partijen gezamenlijk executeurs zijn en de notaris alleen gezamenlijk kon worden aangesteld. De vorderingen van [eiseres] om de notariskosten te betalen zijn afgewezen. Wat betreft de onttrekkingen heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiseres] niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de bedragen zijn afgeschreven met instemming van erflater. De rechtbank heeft de vorderingen van [gedaagde] tot terugbetaling van deze bedragen afgewezen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij aan beide partijen een gelijk deel toekomt van het saldo op de rekening van erflater bij de ING Bank. [eiseres] is gemachtigd om de bankrekening op te heffen en de verdeling uit te voeren. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.