ECLI:NL:RBDHA:2020:6651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
NL20.12511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Syrische en Venezolaanse vreemdeling op basis van ongeloofwaardige homoseksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Syrische en Venezolaanse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser heeft verklaard dat hij in Venezuela is geboren en van 2005 tot 2011 in Syrië heeft gewoond. Hij vreest bij terugkeer naar Syrië opgeroepen te worden voor militaire dienst en heeft ook problemen ervaren in Venezuela, waaronder bedreigingen en diefstal.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de identiteit en herkomst van de eiser aannemelijk heeft geacht, maar dat de vrees van de eiser voor vervolging op basis van zijn homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is bevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele gerichtheid summier en oppervlakkig waren, en dat hij niet voldoende onderbouwd heeft waarom hij vreest voor vervolging in Venezuela. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen op grond van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar zijn land van herkomst.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier. De uitspraak zal op een later moment openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12511

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.12512, plaatsgevonden op 13 juli 2020. Eiser is verschenen, vergezeld door [A] , en bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Makaddam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Syrische en de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1998. Op 19 december 2017 heeft hij onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Venezuela is geboren, vervolgens van 2005 tot november 2011 met zijn ouders in Syrië heeft verbleven en daarna met zijn oom terug is gegaan naar Venezuela. Eiser is destijds vertrokken uit Syrië vanwege de oorlog en vreest bij terugkeer naar Syrië dat hij zal worden opgeroepen voor militaire dienstplicht. Vanwege de slechte algemene situatie heeft eiser vervolgens op 15 december 2017 Venezuela verlaten. Nadat zijn oom naar een Arabisch land vertrok, had eiser in Venezuela geen onderdak en leefde hij alleen. Ook is eiser in Venezuela zes keer met een pistool bedreigd en vier keer bestolen. Daarnaast werd hij door christenen in Venezuela anders bejegend, omdat hij moslim is. Bij terugkeer naar Venezuela vreest eiser ontvoerd te worden door de maffia om geld. Eiser heeft verder verklaard dat hij homoseksueel is.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit, herkomst Syrië;
- Identiteit, nationaliteit, herkomst Venezuela;
- Problemen vanwege de algemene situatie in Syrië;
- Problemen vanwege de algemene situatie in Venezuela;
- Problemen vanwege religie in Venezuela;
- Seksuele geaardheid (LHBTI).
4. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zowel ten aanzien van Syrië als Venezuela aannemelijk geacht. Gelet op de informatie in het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juli 2019 heeft verweerder ook aannemelijk geacht dat eiser bij terugkeer naar Syrië zal worden opgeroepen voor militaire dienstplicht. Voorts heeft verweerder de verklaringen van eiser dat hij is vertrokken uit Venezuela vanwege de slechte economische situatie en veiligheidssituatie en dat hij, na het vertrek van zijn oom, alleen en dakloos was en zonder financiële middelen, aannemelijk geacht. Ook de verklaringen van eiser dat hij in Venezuela zes keer is bedreigd met een pistool en vier keer is bestolen, wat willekeurige geweldsincidenten zijn geweest, zijn in lijn met de algemeen bekende informatie over de veiligheidssituatie en worden derhalve door verweerder geloofwaardig geacht. Daarnaast heeft verweerder aannemelijk geacht dat eiser door de bevolking in Venezuela anders is bejegend vanwege zijn religie.
De vrees van eiser om slachtoffer te worden van ontvoering door de maffia, omdat zij zouden kunnen denken dat zijn oom geld had, is volgens verweerder niet nader onderbouwd en enkel gebaseerd op vermoedens en wordt om die reden door verweerder niet aannemelijk geacht. De homoseksuele geaardheid heeft verweerder evenmin aannemelijk geacht, nu eiser – samengevat weergegeven – summier en oppervlakkig heeft verklaard, geen kennis heeft over LHBTI(-organisaties) in Venezuela, weinig kennis heeft over LHBTI-organisaties in Nederland, onvoldoende heeft toegelicht over zijn seksuele gerichtheid in relatie tot zijn religie, geen blijk heeft gegeven dat hij serieus heeft nagedacht over zijn toekomstperspectief ten aanzien van zijn gerichtheid in relatie tot zijn familie, en hij meermaals heeft verklaard dat zijn seksuele gerichtheid niet de directe reden is geweest voor zijn vertrek uit Venezuela.
Gelet op zijn Venezolaanse nationaliteit, kan eiser volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en heeft hij evenmin aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Gelet op de omstandigheid dat eiser heeft verklaard dat hij in Duitsland een Arabier tegenkwam die hem adviseerde om zijn paspoort weg te gooien en eiser vervolgens uit eigen beweging zijn Venezolaanse paspoort heeft vernietigd en weggegooid, heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
5. Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen en voert daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aan.
Eiser verwijst allereerst naar zijn zienswijze en verzoekt de rechtbank deze als herhaald en ingelast te beschouwen.
Voorts wijst hij erop dat hij in Venezuela is geboren uit Syrische ouders, door hen conform de Syrische cultuur islamitisch is opgevoed en van 2005 tot november 2011 in Syrië heeft gewoond. Eiser heeft daarom geen wezenlijke banden met Venezuela en heeft besloten afstand te doen van zijn Venezolaanse nationaliteit, hetgeen ook in de zienswijze is aangevoerd maar eiser nog niet heeft kunnen onderbouwen.
Ten aanzien van zijn verklaringen over zijn homoseksuele gerichtheid stelt eiser dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij niet uitvoeriger over zijn korte relaties heeft kunnen verklaren. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar het rapport ‘Trots of schaamte?’ van mr. Jansen, waaruit blijkt dat homoseksuelen bij het beschrijven van hun seksuele gerichtheid zich wel vaker richten op seksuele activiteiten of uiterlijkheden. Daarnaast is ten onrechte tegengeworpen dat eiser zijn angst en twijfel niet heeft kunnen toelichten, ondanks dat hij hiertoe meermaals in de gelegenheid zou zijn gesteld. Uit de bestreden besluitvorming blijkt niet op welke wijze verweerder rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, ook niet ten aanzien van zijn seksuele gerichtheid in relatie tot zijn religie en toekomstperspectieven. Verder wordt ten onrechte tegengeworpen dat eiser met [B] in het openbaar over homoseksualiteit zou hebben gesproken, nu dit nergens uit blijkt. Ten aanzien van de bij de zienswijze overgelegde verklaring van [A] van 2 juni 2020, waarin hij verklaart dat hij sinds oktober 2019 een affectieve relatie met eiser heeft, is door verweerder ten onrechte tegengeworpen dat deze verklaring op verzoek van eiser is opgesteld. De heer [A] heeft zelf aangeboden om de verklaring op te stellen. Tot slot getuigt hetgeen wat eiser wordt tegengeworpen over de kennis van LHBTI in Venezuela en Nederland van stereotype denken van verweerder.
6. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
d) de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat de enkele verwijzing naar de zienswijze in de gronden van beroep nog niet maakt dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Verweerder is in het bestreden besluit uitvoerig op de door eiser ingebrachte zienswijze ingegaan. Het is vervolgens aan eiser om in zijn gronden van beroep aan te geven in welke zin verweerder in zijn motivering in het bestreden besluit tekort is geschoten. In het navolgende gaat de rechtbank daarom enkel in op hetgeen eiser in zijn beroepsgronden specifiek tegen het bestreden besluit naar voren heeft gebracht.
Afstand doen van de Venezolaanse nationaliteit
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser zijn stelling dat hij afstand heeft gedaan dan wel gaat doen van de Venezolaanse nationaliteit niet (met objectief verifieerbare stukken) heeft onderbouwd. Verweerder heeft dan ook terecht getoetst of eiser bij terugkeer naar Venezuela een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade en heeft geen aanleiding hoeven zien om dit (ook) te toetsen ten aanzien van terugkeer naar Syrië.
Homoseksuele gerichtheid
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers homoseksuele gerichtheid niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
7.4.
Verweerder heeft allereerst kunnen overwegen dat eisers verklaringen over zijn gestelde gerichtheid summier en oppervlakkig zijn, ondanks dat eiser in de gelegenheid is gesteld zijn verklaringen nader te onderbouwen en persoonlijker te maken, en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relaas hieromtrent. Zo heeft eiser tijdens het aanvullend gehoor verklaard dat hij vanaf 11 of 12 jarige leeftijd jongens leuk vond en dat meisjes hem niet aanspraken (pagina 3, rapport aanvullend gehoor). Op de vraag waarom meisjes hem niet aanspraken, heeft eiser verklaard dat hij dat niet weet en dat het denkt dat het een gevoel is (pagina 3, rapport aanvullend gehoor). Eiser heeft verklaard dat hij jongens wel leuk vindt vanwege hun uiterlijk, lichaam en baardgroei, en dat als hij pornofilms keek, hij altijd naar jongens keek (pagina 3, rapport aanvullend gehoor). Op de vraag wat het met eiser deed toen hij erachter kwam dat hij op jongens valt, heeft eiser verklaard dat hij angst en twijfel voelde en dat hij heeft geprobeerd meer op meisjes te vallen, maar dat dit niet lukte (pagina 4, rapport aanvullend gehoor). Eiser heeft verklaard dat hij bang is dat hij niet door zijn familie wordt geaccepteerd vanwege hun islamitische geloof en dat hij door zijn familie zal worden vermoord, bijvoorbeeld door zijn neven (pagina 4, rapport aanvullend gehoor). Ten aanzien van zijn twijfel heeft eiser verklaard dat hij twijfelde of hij zichzelf zou accepteren, maar dat hij het heeft geaccepteerd (pagina 4, rapport aanvullend gehoor). Op de vraag hoe dat is gelukt, heeft eiser verklaard dat deze acceptatie pas kwam toen hij 18 of 19 jaar was en dat het hem veel moeite heeft gekost (pagina 4, rapport aanvullend gehoor). Eiser heeft verklaard dat de problemen die hij daarmee had, het gevoel was dat hij een psychische aandoening had en dat als hij een pornofilm zag hij er geen gevoel bij had maar wel bij de mannen die hij zag (pagina 4, rapport aanvullend gehoor). Op de vraag wat voor gevoelens dat bij eiser opriep en of eiser de enige in zijn omgeving was, heeft eiser verklaard dat hij inderdaad de enige was in zijn omgeving, dat er altijd negatief gesproken werd over homoseksualiteit en dat dit hem pijn deed (pagina 4, rapport aanvullend gehoor). De rechtbank is met verweerder van oordeel dat van eiser verwacht mocht worden dat hij hier meer over kon verklaren.
7.5.
Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte opgemerkt dat eiser in zijn verklaringen ten aanzien van zijn gestelde contacten met mannen de nadruk heeft gelegd op het fysieke aspect van zijn gestelde homoseksuele gerichtheid, waardoor zijn verklaringen onvoldoende inzicht geven in de gedachten en gevoelens die hij moet hebben ervaren, temeer nu eiser volgens zijn eigen verklaringen voor het eerst in vrijheid zijn seksuele gerichtheid kon uiten. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij hieromtrent meer had kunnen verklaren. De stelling van eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader, volgt de rechtbank niet.
7.6.
Voorts heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiser summier heeft verklaard over hoe hij zijn gestelde seksuele gerichtheid verenigt met zijn islamitische geloof en zijn toekomstperspectieven. Eiser heeft verklaard dat hij Arabier en moslim is en dat hij het heel lastig vindt dat hij als homoseksueel nooit zal worden geaccepteerd (pagina 5, rapport aanvullend gehoor). Op de vraag hoe hij hiermee omgaat, heeft eiser enkel verklaard dat de islam onrechtvaardig is (pagina 5, rapport aanvullend gehoor). Eiser heeft verder verklaard dat hij niet van plan is zijn familie over zijn seksuele gerichtheid in te lichten (pagina 9, rapport aanvullend gehoor). Op de vraag hoe eiser om zal gaan met de omstandigheid dat hij nooit met een vrouw zal trouwen, wat in zijn cultuur ongebruikelijk is, heeft eiser verklaard dat hij dan in een lastige positie zit, maar dat het leven doorgaat (pagina 9, rapport aanvullend gehoor). Eiser heeft daaraan toegevoegd dat niemand weet wat er morgen gaat gebeuren en dat je ook onder een bus terecht kunt komen (pagina 9, rapport aanvullend gehoor). De rechtbank is met verweerder van oordeel dat van eiser verwacht mocht worden dat hij hier meer over kon verklaren.
7.7.
Hoewel het ontbreken van kennis over LHTBI(-organisaties) in Venezuela en Nederland naar het oordeel van de rechtbank geen dragend argument kan zijn voor de ongeloofwaardigheid van de gestelde gerichtheid, kan dit wel worden betrokken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt van vooronderzoek naar of interesse in LHBTI(-organisaties) in Venezuela en Nederland, heeft verweerder in dit verband derhalve kunnen meewegen en duidt in onderhavige zaak niet op stereotype denken van verweerder.
7.8.
De door eiser overgelegde verklaring van [A] van 2 juni 2020 doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. Verweerder heeft zich in dit verband terecht op het standpunt gesteld dat dergelijke verklaringen conform de Werkinstructie 2019/17 altijd moeten worden meegewogen, maar dat het aan eiser is om met zijn eigen verklaringen tegenover verweerder zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op het voorgaande voldoende gemotiveerd dat eiser hier niet in is geslaagd. Aan de verklaring van [A] komt daarom niet de door eiser gewenste betekenis toe, ongeacht of deze al dan niet op verzoek van eiser is opgesteld. De ter zitting ingenomen stelling van eiser dat verweerder [A] had moeten horen, doet evenmin aan het voorgaande af. Uit de Werkinstructie 2019/17 onder 3.2.2 volgt dat verweerder in twijfelgevallen, bijvoorbeeld als sprake is van een partner, er (in bijzondere gevallen) bij wijze van uitzondering voor zou kunnen kiezen om de derde te horen. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat in de onderhavige zaak geen sprake was van een dergelijk bijzonder geval.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.