ECLI:NL:RBDHA:2020:6647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
NL20.12601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Angolese vrouw op grond van ongeloofwaardige verklaringen en geen schrijnende situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Angolese vrouw, eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres had verklaard dat zij in 2018 in Angola was overvallen door bandieten, waarbij haar echtgenoot werd omgebracht en haar zoon werd meegenomen. Eiseres vreesde voor haar leven bij terugkeer naar Angola. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig waren, onder andere omdat zij inconsistenties vertoonde in haar relaas over de gebeurtenissen in Angola en haar reis naar Nederland. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet onverwijld had gemeld dat zij asiel wenste, wat afbreuk deed aan haar geloofwaardigheid. Bovendien werd overwogen dat er geen sprake was van een schrijnende situatie die aanleiding zou geven tot het verlenen van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor asiel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12601

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1948 en heeft de Angolese nationaliteit. Op 1 september 2018 heeft zij onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in 2018 ’s nachts in haar huis is overvallen door bandieten, waarbij haar echtgenoot is omgebracht en haar zoon is meegenomen. Eiseres is tijdens de overval bedreigd door deze bandieten en heeft ook verwondingen opgelopen. Door haar buren is eiseres naar het ziekenhuis gebracht. Terwijl eiseres in het ziekenhuis lag, is haar dochter tijdens haar bevalling overleden. Eiseres heeft circa anderhalve week in het ziekenhuis verbleven en is toen met hulp van priesters en mensen van de katholieke kerk op het vliegtuig gezet. Zij vreest bij terugkeer in Angola door de bandieten gedood te worden.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Roofoverval.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verweerder heeft eiseres gevolgd in haar verklaringen aangaande haar identiteit, nationaliteit en herkomst uit Angola. Hoewel uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eiseres [A] heet, heeft verweerder haar dit niet aangerekend nu eiseres heeft verklaard analfabeet te zijn waardoor zij de foutieve spelling van haar naam mogelijk niet heeft opgemerkt. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over de roofoverval en de daarmee verband houdende gebeurtenissen niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres inconsistent en ongeloofwaardig verklaard over haar reis naar Nederland en de hulp die zij daarbij zou hebben gehad. Met betrekking tot de verklaringen ten aanzien van haar overleden echtgenoot, haar zoon en haar overleden dochter heeft eiseres volgens verweerder ook inconsistente en vage verklaringen afgelegd. Voorts heeft verweerder overwogen dat eiseres heeft nagelaten om zo spoedig mogelijk na haar aankomst in Europa kenbaar te maken dat zij asiel wenst. Eiseres kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en zij heeft gelet op het voorgaande evenmin aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aldus verweerder.
5. Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen en voert het volgende aan. Eiseres stelt dat haar verklaringen tijdens het aanmeldgehoor ten onrechte bij de geloofwaardigheidsbeoordeling zijn betrokken. Het aanmeldgehoor had tot doel om vast te stellen welk land verantwoordelijk is voor haar asielverzoek en daarbij wordt niet ingegaan op de asielmotieven. Bovendien had eiseres nog geen rechtsbijstand tijdens het aanmeldgehoor. Daarnaast wijst zij erop dat ‘verloren’ of ‘gestolen’ niet per definitie tegenstrijdig hoeven te zijn. Zij heeft daarmee willen benadrukken dat zij haar documenten is kwijtgeraakt en zij was mogelijk eerst in de veronderstelling dat ze deze verloren had, terwijl ze zich daarna realiseerde dat ze gestolen moesten zijn.
Verder ontkent eiseres dat zij in persoon een visum heeft aangevraagd. Verweerder heeft bovendien niet aangetoond dat dit altijd in persoon moet gebeuren. Nu niet is vastgesteld wanneer de roofoverval heeft plaatsgevonden, berust de overweging van verweerder dat eiseres daarna nog maanden zonder problemen in Angela heeft verbleven op een aanname.
Daarnaast heeft verweerder ten onrechte in haar reisverhaal een (duidelijke of relevante) inconsistentie vastgesteld. Zij is door mensen van de kerk geholpen, maar heeft geen hechte band met hen en kent hun namen niet. Het is daarom niet zo dat zij door volslagen onbekenden is geholpen.
Eiseres betoogt voorts dat wel sprake is van onverwijlde melding als zij minimaal 12 dagen in Europa moet zijn geweest voordat zij zich meldde. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met haar leeftijd en achtergrond, nu zij een vrouw van 71 jarige leeftijd is die afkomstig is van het platte land in Angola.
Daarnaast heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres inconsistent heeft verklaard over haar echtgenoot, haar zoon en haar dochter. In de zienswijze is een verklaring gegeven voor het moment van overlijden van haar echtgenoot, maar verweerder heeft in het bestreden besluit enkel aangehaald dat eiseres op essentiële momenten haar echtgenoot niet noemt. Of haar zoon is opgepakt dan wel is ontvoerd en of haar dochter voor of na de ontvoering van haar zoon is overleden, is een semantische discussie en geen relevante bijzonderheid. Verweerder heeft bovendien te weinig oog gehad voor de persoon van eiseres.
Gelet op het bovenstaande stelt eiseres dat ten onrechte de conclusie is getrokken dat zij haar relaas niet aannemelijk heeft gemaakt.
Tot slot stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of er aanleiding is voor het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier op tijdelijke of niet tijdelijke humanitaire gronden. De motivering van verweerder dat gelet op de coronamaatregelen opvang en zorg niet zullen worden onthouden waardoor er geen aanleiding is een dergelijke verblijfsvergunning te verlenen, is volgens eiseres daartoe onvoldoende. Het bestreden besluit is derhalve onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
6. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
h) de vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich, gezien de omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij een ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen heeft aangemeld, en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
Verlies van documenten
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar tas met documenten tegenstrijdig zijn. Zo heeft eiseres tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat zij is gevallen, waardoor zij haar tasje is verloren met daarin haar documenten (pagina 3, rapport aanmeldgehoor). Tijdens het eerste gehoor heeft eiseres echter verklaard dat haar tas is gestolen op het moment dat zij uit het vliegtuig kwam en zij politie of een auto verderop zag staan (pagina’s 2, 7 en 14, rapport eerste gehoor).
De stelling van eiseres dat haar verklaringen uit het aanmeldgehoor ten onrechte bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het relaas zijn betrokken, volgt de rechtbank niet. Anders dan eiseres betoogt, had het aanmeldgehoor niet alleen tot doel om vast te stellen welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek, maar ook om vragen te stellen die zien op de vaststelling van haar identiteit en/of nationaliteit (pagina 2, rapport aanmeldgehoor). De verklaringen die eiseres tijdens het aanmeldgehoor heeft afgelegd ten aanzien van het verliezen van haar identiteitsdocumenten heeft verweerder derhalve kunnen betrekken in de geloofwaardigheidsbeoordeling.
De omstandigheid dat eiseres nog geen rechtsbijstand had tijdens het aanmeldgehoor, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres gelegenheid heeft gehad correcties en aanvullingen in te dienen en dat zij daarnaast tot op heden geen verschoonbare reden heeft gegeven voor haar tegenstrijdige verklaringen.
Visum en reisverhaal
7.2.
Uit het onderzoek van verweerder in EU-Vis is gebleken dat op 13 maart 2018 een visumaanvraag voor Spanje op basis van de personalia van eiseres is ingediend en dat drie maanden later, op 27 juni 2018, een visumaanvraag voor Portugal is ingediend. Naar aanleiding van de visumaanvraag voor Portugal is eiseres een Schengenvisum verleend op 4 juli 2018, geldig van 5 juli 2018 tot 18 augustus 2018.
Al zou eiseres gevolgd worden in haar verklaringen dat zij deze visa niet in persoon heeft aangevraagd en dat zij bij haar reis hulp zou hebben gekregen van priesters en mensen van de kerk, dan neemt dit niet weg dat er een tijdsverloop van ruim drie maanden tussen deze visumaanvragen zit. Nu eiseres heeft verklaard dat zij na de gestelde roofoverval naar het ziekenhuis is gebracht (pagina’s 6 en 11, rapport nader gehoor), dat terwijl zij in het ziekenhuis verbleef haar papieren blijkbaar in de tussentijd in orde zijn gemaakt (pagina 6, rapport eerste gehoor en pagina’s 7 en 16, rapport nader gehoor) en dat zij circa anderhalve week in het ziekenhuis heeft verbleven voordat zij vervolgens naar het vliegveld werd gebracht (pagina 16, rapport eerste gehoor en pagina’s 13 en 16, rapport nader gehoor), heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat deze verklaringen tegenstrijdig zijn met het tijdsverloop van de aangevraagde visa. Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, gelet op de visumaanvraag op 13 maart 2018, de gestelde roofoverval meerdere maanden voor het vertrek van eiseres zou moeten hebben plaatsgevonden en dat daaruit volgt dat zij in de tussentijd tot aan haar vertrek veilig in Angola heeft kunnen verblijven. Voorts heeft verweerder gelet op het voorgaande niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat de roofoverval en de gebeurtenissen daaromheen voor eiseres de directe aanleiding zijn geweest om Angola te verlaten.
Niet tijdig gemeld
7.3.
Verweerder heeft bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas relevant kunnen achten dat eiseres zich niet onverwijld heeft gemeld om een asielaanvraag in te dienen, wat afbreuk doet aan de gestelde vrees en de noodzaak tot bescherming. Hoewel eiseres in de zienswijze stelt dat zij op 30 augustus 2018 in Nederland is aangekomen en op 1 september 2018 onderhavige aanvraag heeft ingediend, volgt uit het overwogene onder 7.1. en 7.2. dat eiseres geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar reisbewegingen en dat haar een Schengenvisum is verleend met een geldigheidsduur van 5 juli 2018 tot 18 augustus 2018. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hieruit volgt dat eiseres reeds voor 18 augustus 2018 het Schengengebied is ingereisd en minimaal 12 dagen alhier heeft verbleven voordat zij zich op 31 augustus 2018 in Ter Apel bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld. De in beroep aangevoerde stelling dat eiseres een vrouw van 71 jarige leeftijd is die afkomstig is van het platteland in Angola, doet daar niet aan af. Eiseres heeft immers geen verklaring gegeven over wat zij gedurende deze 12 dagen heeft gedaan waardoor zij geen asielaanvraag kon indienen.
Verklaringen over echtgenoot, zoon en dochter
7.4.
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres met betrekking tot haar echtgenoot, zoon en dochter inconsistent en vaag zijn.
Zo heeft eiseres tijdens het eerste gehoor verklaard dat haar echtgenoot in de jaren ‘70 is overleden als gevolg van een hersenbloeding (pagina 5, rapport eerste gehoor). Op de vraag of eiseres al lang voor haar vertrek uit Angola een paspoort had, heeft zij verklaard: “Ik heb het al heel veel jaren. In de tijd dat mijn man nog leefde. Het was al heel oud. In die periode dat hij nog leefde heb ik toen een keer een paspoort aangevraagd.” (pagina 15, rapport eerste gehoor). Over deze verklaringen tijdens het eerste gehoor zijn geen correcties en aanvullingen ingediend. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat haar echtgenoot is omgebracht tijdens de roofoverval (pagina’s 6 en 11, rapport nader gehoor). Nadat eiseres geconfronteerd werd met hetgeen zij heeft verklaard tijdens het eerste gehoor, heeft zij verklaard dat zij een fout heeft gemaakt en dat haar echtgenoot niet in 1970 maar in 2018 is overleden (pagina’s 16 en 17, rapport nader gehoor). In de correcties en aanvullingen van het rapport nader gehoor staat opgenomen dat eiseres bevestigt dat haar man tijdens de roofoverval is gedood door de bandieten. Voorts staat opgenomen dat eiseres tijdens het eerste gehoor heeft verklaard dat haar man vroeger een hersenbloeding gehad, waardoor hij deels verlamd is geweest maar daar redelijk van hersteld is. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat eiseres hiermee geen verschoonbare reden heeft gegeven voor deze inconsistentie in haar verklaringen. Voorts kan verweerder worden gevolgd dat eiseres geen verklaring heeft gegeven waarom zij ten aanzien van essentiële momenten haar echtgenoot niet heeft genoemd. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld op de vraag met wie zij in één huis woonde in Angola, verklaard dat zij daar woonde met haar kleinkinderen en met haar zoon die zij is kwijtgeraakt (pagina 5, aanmeldgehoor).
Verder heeft eiseres tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat zij haar zoon is kwijtgeraakt toen hij op een dag naar zijn werk is gegaan en nooit is teruggekomen (pagina’s 4 en 5, rapport aanmeldgehoor). Tijdens het eerste gehoor heeft eiseres echter verklaard dat haar zoon is opgepakt als bandiet, als iemand die slechte dingen doet, en dat hij daarna nergens meer te bekennen was (pagina 6, rapport eerste gehoor). Vervolgens heeft eiseres verklaard dat bandieten haar zoon hebben meegenomen (pagina’s 10 en 12, rapport eerste gehoor). Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat haar zoon tijdens de roofoverval door de bandieten is meegenomen (pagina’s 6 en 11, rapport nader gehoor). De stelling van eiseres dat de vraag, of haar zoon is ontvoerd dan wel is opgepakt een semantische discussie is en geen relevante bijzonderheid is, kan niet worden gevolgd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze inconsistentie afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen hieromtrent.
Tot slot heeft eiseres tijdens het eerste gehoor verklaard dat haar dochter is gestorven, voordat haar zoon is meegenomen door de bandieten (pagina 12, rapport eerste gehoor). Tijdens het nader gehoor heeft eiseres echter verklaard dat haar dochter is overleden na de roofoverval (pagina’s 12 en 13, rapport nader gehoor). Over deze verklaringen tijdens het eerste en het nader gehoor zijn geen correcties en aanvullingen ingediend. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat ook deze inconsistentie afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres hieromtrent.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op het vorenstaande en op de aan de besluitvorming ten grondslag gelegde motivering, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de roofoverval en de daarmee verband houdende gebeurtenissen, niet geloofwaardig worden geacht.
Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
7.6.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM of de regeling mensenhandel.
7.7.
Eiseres heeft in haar aanvullende zienswijze aangevoerd dat zij 71 jaar is en niet thuis is in de Nederlandse samenleving. Zij heeft, buiten de mensen die zij kent in het asielzoekerscentrum, geen netwerk in Nederland. Daarnaast is het voor haar feitelijk onmogelijk om terug te keren naar Angola als gevolg van het coronavirus. Het is volstrekt onduidelijk wanneer er weer naar Angola gevlogen kan worden en deze ‘tijdelijke situatie' als gevolg van corona kan wel eens een jaar of twee jaar gaan duren. Voor eiseres zijn daarbij niet alleen de ontwikkelingen rond corona in Europa relevant, maar ook die in Afrika. Indien de situatie in Nederland redelijk onder controle is maar in Angola niet, zal er alsnog niet op Angola gevlogen kunnen worden. Eiseres zal bij afwijzing van haar asielaanvraag dus in een schrijnende situatie terecht komen, waar zij buiten haar schuld niet aan kan ontkomen. Eiseres betoogt dat er derhalve een schrijnende situatie dreigt, die is gelegen in een samenstel van bijzondere omstandigheden die haar betreffen, als bedoeld in 3.6ba, eerste lid, van het Vb 2000. Daarnaast stelt eiseres dat op grond van het vorenstaande ook artikel 3.6b, aanhef en onder a, van het Vb 2000 grondslag biedt om haar een verblijfsvergunning regulier te verstrekken.
7.8.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het COA een tijdelijke ‘corona coulance’ heeft ingesteld waardoor asielzoekers die geen recht meer hebben op opvang, tijdelijk opvang zullen behouden. Verder is volgens verweerder vooralsnog sprake van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, omdat de coronamaatregelen van tijdelijke aard zijn. Weliswaar is niet uit te sluiten dat de situatie nog enige tijd zal voortduren, maar op dit moment kan niet worden geoordeeld dat dit zo lang zal zijn dat de uitzetting niet meer binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1141) en van 18 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3075). Tot slot heeft verweerder overwogen dat de Dienst Terugkeer & Vertrek eiseres, zodra de coronamaatregelen dit weer toestaan, zal ondersteunen in het organiseren van haar terugkeer naar Angola. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de coronamaatregelen bezien in samenhang met de leeftijd van eiseres en het gestelde gebrek aan een netwerk in Nederland, niet maken dat sprake is van een schrijnende situatie als hiervoor genoemd, mede gelet op het feit dat eiseres er kennelijk ook in is geslaagd vanuit Angola naar Nederland te komen.
7.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in het geval van eiseres geen sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden waardoor sprake is van een schrijnende situatie die aanleiding geeft tot het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Nu eiseres tijdelijk opvang behoudt, heeft verweerder de omstandigheden dat eiseres 71 jaar oud is en zij in Nederland geen dan wel een beperkt netwerk heeft, onvoldoende kunnen achten om tot een andere beslissing te komen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.