ECLI:NL:RBDHA:2020:6626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Russische vrouw wegens ongeloofwaardige vrees voor ex-man en bloed- en eerwraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Russische vrouw, eiseres, die vreesde voor haar ex-man en mogelijke bloed- en eerwraak. Eiseres had op 5 september 2018 een asielaanvraag ingediend, waarin zij stelde dat haar ex-man haar in het verleden had mishandeld en met de dood had bedreigd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, omdat de vrees van eiseres niet geloofwaardig werd geacht. Tijdens de zitting op 25 juni 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.
De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, evenals de bedreigingen door haar ex-man. Echter, de rechtbank oordeelde dat de vrees voor toekomstige mishandelingen en de vrees voor bloed- en eerwraak niet aannemelijk zijn gemaakt. Eiseres had in het verleden haar telefoonnummer veranderd en was niet meer bedreigd sinds haar verblijf in Nederland. Bovendien had zij in 2018 kortstondig teruggekeerd naar Grozny, waar haar ex-man woonde, wat volgens de rechtbank niet te rijmen was met haar vrees voor hem.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij bij terugkeer naar Rusland daadwerkelijk te vrezen had voor haar ex-man. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor eerwraak niet voldoende was onderbouwd en dat de autoriteiten in Rusland niet konden worden verweten dat zij geen bescherming konden bieden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier.