ECLI:NL:RBDHA:2020:6625
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Russische eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over mishandelingen en eigendom van grond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Russische nationaliteit. De eiser had op 20 juni 2018 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen had ondervonden en mishandeld was omdat hij weigerde zijn grond te verkopen aan een man die mogelijk banden had met de autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, zoals eigendomsdocumenten van de grond of andere relevante documenten die zijn relaas konden staven. De rechtbank vond het ook opmerkelijk dat de eiser geen gedetailleerde informatie kon geven over de man die hij beschuldigde van mishandeling, en dat zijn verklaringen inconsistent waren. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was dat de eiser bij terugkeer naar Rusland zou worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling, en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Maas. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later worden gepubliceerd.