ECLI:NL:RBDHA:2020:6625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
NL20.143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over mishandelingen en eigendom van grond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Russische nationaliteit. De eiser had op 20 juni 2018 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen had ondervonden en mishandeld was omdat hij weigerde zijn grond te verkopen aan een man die mogelijk banden had met de autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, zoals eigendomsdocumenten van de grond of andere relevante documenten die zijn relaas konden staven. De rechtbank vond het ook opmerkelijk dat de eiser geen gedetailleerde informatie kon geven over de man die hij beschuldigde van mishandeling, en dat zijn verklaringen inconsistent waren. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was dat de eiser bij terugkeer naar Rusland zou worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling, en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Maas. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later worden gepubliceerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.143

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. van der Heijden).

ProcesverloopBij besluit van 9 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1987.
Eiser heeft op 20 juni 2018 een asielaanvraag ingediend. Hier heeft hij aan ten grondslag gelegd dat hij werd benaderd door een man die zijn grond wilde kopen en toen eiser dat aanbod afsloeg hij daardoor problemen heeft ondervonden en meerdere malen is mishandeld.
2. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 identiteit, nationaliteit en herkomst;
 eigendom van onroerend goed in thuisland;
 voorstel tot verkoop onroerend goed;
 problemen en mishandelingen ten gevolge van het niet verkopen van de grond.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook hetgeen eiser heeft verklaard over de eigendom van onroerend goed en het voorstel tot verkoop van onroerend goed wordt geloofwaardig geacht. De problemen en mishandelingen ten gevolge van het niet verkopen van de grond worden echter niet geloofwaardig geacht.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte voorbij gaat aan het heldere betoog van eiser met betrekking tot de geheimhouding van het eigendomsdocument en waarom eiser er niet over beschikt. Voor wat betreft het document van het ziekenhuis heeft verweerder zelf geen authenticiteitsonderzoek gedaan, ondanks dat eiser heeft aangegeven over het origineel te beschikking. Daarnaast passen de verwondingen die door de artsen zijn vermeld in het relaas van eiser.
Over [A] en diens positie ten opzichte van de autoriteiten heeft eiser helder en consistent verklaard. Eiser heeft ook inzichtelijk gemaakt dat hij, door zijn echtgenote niets te vertellen, haar wilde beschermen. Eiser heeft tevens voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn belagers er alles aan deden de eigendom van de grond te verwerven en eiser voorafgaand aan zijn vlucht daadwerkelijk moest vrezen voor zijn leven. In alle opzichten zijn het redelijke vermoedens, die de basis zijn van de gegrondheid van de vrees. Verweerder erkent dit niet en vervormt eisers relaas ten onrechte.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Eiser heeft in de procedure geen eigendomsdocumenten overgelegd van de grond die hij bezit in zijn land van herkomst of documenten overgelegd ter onderbouwing van de gestelde problemen naar aanleiding van het bezit van de grond. Verweerder heeft terecht gesteld dat het aan eiser is om middels documenten zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Nu uit het relaas blijkt dat eiser zijn land moest ontvluchten om zijn grond niet over te dragen, heeft verweerder kunnen stellen dat niet kan worden ingezien dat eiser het land zou verlaten zonder eigendomsdocumenten te verzamelen en mee te nemen. De verklaring van eiser dat hij de documenten ter beveiliging ergens in bewaring heeft gegeven en weigert de naam van zijn vertrouweling te noemen, is onvoldoende om dit te weerleggen. Verweerder heeft eiser erop gewezen dat alles wat hij zegt vertrouwelijk zal worden behandeld. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat eiser het land zou verlaten zonder het eigendomsbewijs te verzamelen en mee te nemen, aangezien eiser heeft verklaard dat hij veel waarde hecht aan het onroerend goed. Aangezien eiser geen afdoende en gedetailleerde uitleg heeft gegeven over waar de documenten zich bevinden heeft verweerder niet ten onrechte het ontbreken van de documenten aan eiser toegerekend.
4.2
Eiser heeft wel een schriftelijke verklaring van het Centraal Ziekenhuis van de Republiek Ingoesjetië, met vertaling, overgelegd als fysiek bewijs. Hierin is als diagnose gesteld dat er sprake was van “gesloten schedel- en hersenletsel, hersenschudding, kneuzingen en schaafwonden”. Verweerder acht onderzoek naar de authenticiteit niet nodig, gezien de inhoud van de verklaring. Aangezien de oorzaak van de verwondingen op de ziekenhuisverklaring door eiser zelf is gegeven, waardoor het geen objectieve bron is, en er geen andere onderbouwing is overgelegd waaruit volgt dat de verwondingen komen door eisers gestelde problemen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat eiser niet aannemelijk maakt dat hij mishandeld is als gevolg van het niet overdragen van de grond.
4.3
Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat eiser met zijn verklaringen de gestelde problemen vanwege het niet overdragen van zijn grond niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat de heer [A] zijn grond wil overnemen en hij stelt dat deze man familie is van de president en een link heeft met de autoriteiten. Eiser kan echter weinig vertellen over de man en eiser heeft geen onderzoek gedaan naar hem of naar zijn plannen met de grond. Verweerder heeft hierdoor niet ten onrechte gesteld dat eisers stellingen over [A] gebaseerd zijn op vermoedens en dat van eiser verwacht mag worden dat hij meer inspanningen zou hebben verricht om te achterhalen wie [A] is en waarom hij eisers grond wil hebben.
Eiser heeft tevens verklaard dat, nadat hij het voorstel van [A] weigerde, hij tot driemaal toe is ontvoerd en mishandeld door gewapende criminelen en dat het gehele gezin van een van zijn vaste klanten is vermoord, waarbij een schietpartij in scene is gezet en het huis in brand is gestoken. Over de ontvoeringen en mishandelingen heeft eiser verklaard dat het hem duidelijk was dat de gewapende mannen door [A] waren gestuurd, maar eiser heeft ook verklaard dat de gewapende mensen door de autoriteiten zijn gestuurd en dat de gewapende mannen onbekenden waren waarvan het hem niet duidelijk was dat deze door [A] gestuurd waren. Eiser heeft ook verklaard dat hij door de uniformen dacht dat het militairen waren. Verweerder heeft gezien al deze verklaringen niet ten onrechte gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over wie volgens hem achter de ontvoeringen en mishandelingen zouden zitten. Verweerder heeft verder bevreemdingwekkend kunnen achten dat eiser heeft verklaard dat de mannen gestuurd zouden zijn door de autoriteiten, maar ook dat hij aangifte wilde doen bij de politie om bescherming te krijgen. Gezien deze overwegingen heeft verweerder de verklaringen met betrekking tot de ontvoeringen en mishandelingen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Met betrekking tot de moord op het gezin van een van zijn klanten heeft eiser verklaard dat hij niet vooraf of na de aanslag kennis heeft genomen dat de aanslag daadwerkelijk op hem gericht was. De verklaring dat de buren en mensen eiser de avond voor de aanslag hebben gezien bij het gezin heeft verweerder als onvoldoende kunnen aanmerken om deze verklaringen geloofwaardig te achten. Het zijn alleen vermoedens van eiser. De gestelde moord heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt met zijn verklaringen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de gestelde problemen en mishandelingen ten gevolge van het niet verkopen van de grond niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
4.4
Eiser heeft verklaard niet terug te kunnen naar Rusland omdat hij vreest te worden vermoord door de autoriteiten. Eiser dient derhalve aannemelijk te maken dat er voor hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. Nu verweerder niet ten onrechte de problemen die eiser in zijn land van herkomst ten gevolge van het bezit van grond heeft ondervonden niet geloofwaardig acht, is de rechtbank van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd om deze vrees aannemelijk te maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, mede bezien tegen de achtergrond van de situatie in Rusland, er geen aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van reëel en voorzienbaar risico dat eiser bij terugkomst zal worden onderworpen aan een in artikel 3 van het EVRM dan wel artikel 3 van het Anti-folterverdrag verboden behandeling door de autoriteiten of door enige gewapende groepering.
5. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Maas, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.