ECLI:NL:RBDHA:2020:6622
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan belang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Irak. Eiser had op 31 mei 2018 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 6 februari 2020 met een vlucht van Amsterdam naar Teheran is teruggekeerd, zonder dat er bewijs was dat hij zijn openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel had beëindigd. Eiser was niet verschenen op de zitting van 2 juli 2020, en zijn gemachtigde heeft aangegeven dat hij niet op de zitting zou verschijnen. De rechtbank kon daardoor niet verifiëren of eiser nog contact had met zijn gemachtigde of dat hij nog belang had bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank concludeert dat eiser, door zijn afwezigheid en het gebrek aan informatie over zijn situatie in Iran, niet langer prijs stelt op bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen belang meer bij een beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.