ECLI:NL:RBDHA:2020:6620
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na ongegrondverklaring beroep
Op 16 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De verzoekster, met V-nummer [V-nummer], had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van tijdelijke humanitaire gronden. Deze aanvraag werd op 30 juli 2019 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd bij besluit van 5 december 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoekster beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit (zaaknummer AWB 20/3).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 20/3 inmiddels ongegrond was verklaard. Hierdoor werd niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in de Awb. De voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. I.N. Powell. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.