ECLI:NL:RBDHA:2020:6619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
AWB 20/3
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van humanitaire gronden wegens huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'tijdelijke humanitaire gronden', omdat zij slachtoffer zou zijn van huiselijk geweld. De aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet aannemelijk had gemaakt dat zij daadwerkelijk slachtoffer was van huiselijk geweld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar aanvraag en bezwaar onvoldoende objectieve bewijsstukken heeft overgelegd om haar claims te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van eiseres dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld niet voldoende was, vooral omdat zij geen aangifte had gedaan en geen recente stukken van de politie had overgelegd die haar verhaal konden bevestigen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op basis van humanitaire gronden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de zitting niet openbaar kon plaatsvinden. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’ afgewezen.
Bij besluit van 5 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus en de getroffen strenge maatregelen om verdere uitbreiding daarvan te voorkomen, heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor een zitting via een videoverbinding (Skype). Partijen hebben hierop toestemming gegeven om de zaak schriftelijk en op de stukken af te doen.
Eiseres heeft schriftelijk een reactie ingediend op het verweerschrift.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
Eiseres is geboren op 12 september 1996 en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
1.2
Eiseres is op 30 november 2016 in Marokko gehuwd met [A] , geboren op [geboortedag] 1975 in Marokko, van Nederlandse nationaliteit.
1.3
Eiseres is naar eigen zeggen laatstelijk op 28 februari 2018 Nederland ingereisd, op basis van een Schengenvisum. Eiseres is niet in het bezit van een vergunning voor verblijf in Nederland geweest.
1.4
Bij beschikking van 17 april 2018 van de rechtbank te Meknes (Marokko) is de echtscheiding tussen eiseres en [A] uitgesproken.
2. Bij brief van 20 maart 2019 (ontvangen op 25 maart 2019) heeft eiseres te kennen gegeven dat zij een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘humanitair tijdelijk’ wenst in te dienen vanwege het feit dat zij slachtoffer is van eergerelateerd en huiselijk geweld. In het bijgevoegde aanvraagformulier heeft eiseres onder het kopje ‘Wat is uw situatie’ de optie aangekruist ‘u zonder verblijfsvergunning slachtoffer bent geworden of dreigt te worden van eergerelateerd of huiselijk geweld’. Onder het kopje ‘Kies het verblijfsdoel’ heeft eiseres twee opties aangekruist: ‘U bent slachtoffer van huiselijk geweld’ en ‘U bent slachtoffer van eergerelateerd geweld’.
Bij brief van 19 juni 2019 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat sprake is van aantoonbaar ondervonden huiselijk geweld en toe te lichten waarom eiseres tot op heden geen aangifte heeft gedaan, alsook te onderbouwen waarom zij zich niet aan het huiselijk geweld kan onttrekken in haar land van herkomst.
Bij brief van 11 juli 2019 heeft eiseres hierop gereageerd.
3.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer van huiselijk geweld is geworden, noch dat huiselijk geweld tot het verbreken van de relatie heeft geleid. Voorts is niet gebleken dat eiseres daadwerkelijk niet kan terugkeren naar Marokko waarbij eiseres zich eventueel nog zou kunnen vestigen in een ander deel van Marokko. De enkele stelling dat eiseres door haar familie zou zijn verstoten is hiertoe onvoldoende, aldus verweerder.
3.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd zonder eiseres op het bezwaar te horen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres ook in bezwaar geen objectief verifieerbare stukken heeft overgelegd om aannemelijk te maken dat de relatie is beëindigd vanwege huiselijk geweld. Dat verweerder in het primaire besluit niet is ingegaan op eergerelateerd geweld, heeft te maken met de omstandigheid dat per aanvraagformulier één verblijfsdoel kan worden gekozen. Daarnaast heeft eiseres noch bij de aanvraag noch in bezwaar stukken aangeleverd waarmee het voor verweerder mogelijk was om een oordeel te geven over de gestelde eerwraak. Ook is in bezwaar niets aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat het voor eiseres niet mogelijk is om zich in Marokko te vestigen. Eiseres is naar Marokko afgereisd om de echtscheiding te regelen. Indien eiseres verblijf in Nederland wenste, had het van haar mogen worden verwacht dat zij in Marokko, alwaar zij toen aanwezig was, dit middels een mvv-procedure had aangevraagd.
4.1
Eiseres heeft in de beroepsgronden, samengevat, het volgende aangevoerd.
Eiseres heeft een verblijfsvergunning onder de beperking ‘humanitair tijdelijk’ aangevraagd. Bij deze aanvraag spelen diverse aspecten een rol, namelijk eergerelateerd en huiselijk geweld. Niet valt in redelijkheid in te zien dat beide aspecten alleen in twee verschillende procedures kunnen worden beoordeeld. In die zin is sprake van een motiveringsgebrek.
Verweerder heeft eiseres ten onrechte geen vrijstelling van het mvv-vereiste verleend.
Uit de door eiseres overgelegde stukken – onder meer van Perspectief, Indigo, de huisarts van eiseres en een verklaring van de griffier van de rechtbank in Marokko – in samenhang bezien, volgt genoegzaam dat eiseres slachtoffer is van huiselijk geweld gepleegd door haar echtgenoot en dat de beëindiging van het huwelijk het gevolg is geweest van huiselijk geweld. Dat geweld is de grondslag geweest voor de echtscheidingsprocedure die eiseres in Marokko startte. De ingeschakelde hulpverleningsinstanties hebben geen enkele twijfel gehad aan het door eiseres ondergane huiselijk geweld. Voor haar eigen veiligheid werd eiseres in een noodvoorziening geplaatst. Het Schadefonds geweldsmisdrijven heeft aan eiseres bij beslissing van 7 januari 2020 schadevergoeding toegekend omdat er aannemelijk is geacht dat eiseres in de periode tussen januari 2017 en december 2017 in Nederland slachtoffer van stelselmatig huiselijk geweld werd. In strafrechtelijke zin zou de bewezenverklaring van het huiselijk geweld voldoende zijn geweest. Niet valt in te zien waarom dat anders zou zijn in de onderhavige procedure. Het ondergane huiselijk geweld is de oorzaak van de medische klachten die eiseres nu heeft en waarvoor zij nu onder behandeling staat. De behandelaars kunnen de klachten alleen verklaren vanuit het ondergane huiselijk geweld. Gezien het vorenstaande was van een kennelijk ongegrond bezwaar geen sprake en heeft verweerder eiseres ten onrechte niet gehoord op het bezwaar.
4.2
Bij brief van 30 juni 2020 heeft eiseres een foto, een brief van 6 september 2019 van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en een brief van 8 juni 2020 van een coördinator van Taal aan Zee, overgelegd. Eiseres heeft aangevoerd dat de foto, waarop zij in de nabijheid van een marechaussee op luchthaven Eindhoven te zien is, door haar
(ex-)echtgenoot die haar toen bij aankomst opwachtte, is gemaakt. Eiseres stelt dat zij toen
4 á 5 uur bij een marechaussee is gebleven. De marechaussee, die haar zolang in bescherming nam, ging er van uit dat de situatie voor haar te bedreigend was om geen voorzorgsmaatregelen te hoeven nemen. Op 1 maart 2018 heeft eiseres melding gedaan van (huiselijk) geweld. Voor haar eigen veiligheid werd eiseres in een noodvoorziening geplaatst. Uit het vorenstaande blijkt dat bij de politie aannemelijk gemaakt is dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Ook het COA is van de situatie van eiseres overtuigd, zoals uit de brief van 6 september 2019 blijkt. Eiseres is eveneens door Taal aan Zee serieus genomen voor het ondergane huiselijk geweld.
Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat zij in Marokko gevaar loopt niet alleen vanwege haar ex-echtgenoot, maar ook door haar daar woonachtige ouders en familie, waarvan zij de familie-eer zou hebben geschaad. In Marokko is meer sprake van corruptie en mede daardoor bieden opvanghuizen minder bescherming dan in Nederland.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder q, van het Vb 2000 – voor zover hier van belang – is van het vereiste van een geldige mvv op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) vrijgesteld de vreemdeling die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder e (eergerelateerd geweld) of onder f (huiselijk geweld) van het Vb 2000.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de door eiseres bij de aanvraag ingediende stukken terecht geen aanleiding heeft gezien om te beoordelen of van eergerelateerd geweld sprake was. Daargelaten dat in het aanvraagformulier expliciet is aangegeven dat per aanvraag slechts één verblijfsdoel kan worden gekozen, is in de schriftelijke toelichting van de aanvraag, de eerdergenoemde brief van 11 juli 2019 en de bezwaargronden, de nadruk in de motivering van de aanvraag duidelijk gelegd op huiselijk geweld als reden voor het aanvragen van een verblijfsvergunning. Van een motiveringsgebrek, zoals door eiseres gesteld, is geen sprake.
De rechtbank merkt op dat eiseres voor verblijf vanwege eergerelateerd geweld een daartoe strekkende aanvraag aan de beoordeling van verweerder kan voorleggen.
5.3
Ten aanzien van het gestelde huiselijk geweld, overweegt de rechtbank als volgt.
5.3.1
Op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het Vb 2000 kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling die zonder verblijfstitel slachtoffer is geworden of dreigt te worden van huiselijk geweld.
Op grond van paragraaf B8/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) verleent de IND een verblijfsvergunning aan een slachtoffer van huiselijk geweld als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
 er is sprake van (een reële dreiging van) huiselijk geweld;
 het huiselijk geweld heeft geleid tot verbreking van de (huwelijks)relatie;
 het huiselijk geweld heeft geen relatie met eer(wraak);
 het slachtoffer kan zich niet onttrekken aan het huiselijk geweld door vestiging in het land van herkomst; en
 het slachtoffer komt niet op enige andere grond dan in deze paragraaf genoemd in aanmerking voor een verblijfsvergunning.
Op grond van paragraaf B8/2.3 van de Vc 2000 beschouwt de IND als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
 recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden; óf
 een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld
in combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
5.3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en dat huiselijk geweld heeft geleid tot verbreking van de huwelijksrelatie. Eiseres heeft geen aangifte van (huiselijk) geweld jegens haar
(ex-)echtgenoot gedaan, noch heeft zij recente stukken van de politie overgelegd waaruit blijkt dat bij de politie aannemelijk is gemaakt dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Ook is geen verklaring van de politie of het OM overgelegd dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld. De aantekening die de gemachtigde van eiseres heeft gemaakt tijdens de hem door de politie verleende inzage van ten aanzien van eiseres geregistreerde gegevens (zoals weergegeven in de toelichting van de aanvraag), gaat over een melding die eiseres bij de politie op 1 maart 2018 heeft gedaan over ruzie met haar echtgenoot. Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank te summier en onvoldoende concreet om als een bewijsmiddel als bedoeld in paragraaf B8/2.3 van de
Vc 2000 te kunnen worden aangemerkt.
Hetgeen in de brief van 30 juni 2020 is aangevoerd en de daarbij overgelegde foto, maakt het vorenstaande niet anders. De omstandigheid dat eiseres in de nabijheid van een marechaussee is gefotografeerd, bevestigt op geen enkele wijze het relaas dat eiseres daaromtrent heeft verteld, ook niet in combinatie met het feit dat eiseres op 1 maart 2018 een melding over ruzie met haar echtgenoot heeft gedaan.
5.3.3
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de beschikking van 17 april 2018 van de rechtbank te Meknes en de verklaring van de griffie daar van 28 september 2018, niet blijkt dat de grondslag voor de echtscheiding (bewezen) huiselijk (of seksueel) geweld is, maar wel dat eiseres zelf in de echtscheidingsprocedure heeft verklaard dat van onwettige omgang en seksueel agressief gedrag van de zijde van haar echtgenoot sprake is.
5.3.4
De stelling dat uit de overgelegde stukken van behandelaars en betrokken hulpverleningsinstanties blijkt dat zij de verklaringen van eiseres over ondergaan huiselijk geweld, wel serieus hebben genomen, leidt niet tot een ander oordeel. Uit het in hoofdstuk B8/2 van de Vc 2000 opgenomen beleid volgt immers dat het enkel overleggen van stukken van behandelaars en/of hulpverleningsinstanties niet volstaat als bewijs voor huiselijk geweld. Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft opgemerkt, zijn dergelijke stukken opgesteld op basis van de eigen verklaringen van eiseres en niet gericht op waarheidsvinding.
In het licht van het vorenstaande komt aan de conclusie van de psychiater bij Indigo van
31 oktober 2018, dat ten aanzien van eiseres sprake is van een sterk vermoeden van een PTSS en een depressieve stoornis – waarbij de psychiater de verklaringen van eiseres over fysieke, verbale en seksuele mishandeling in het huwelijk in beschouwing heeft genomen – geen doorslaggevende betekenis toe. De rechtbank merkt op dat de psychiater tevens heeft aangegeven dat dit een tweede huwelijk van eiseres betreft en dat onduidelijk is hoe haar eerste huwelijk is geëindigd.
5.3.5
Met betrekking tot de in beroep overgelegde beslissing van het Schadefonds geweldsmisdrijven overweegt de rechtbank dat – daargelaten dat deze beslissing van na het bestreden besluit dateert – verweerder een eigen beleid voor het beoordelen van de aannemelijkheid van gesteld huiselijk geweld hanteert. De beslissing van het Schadefonds geweldsmisdrijven kan niet afdoen aan het feit dat eiseres geen aangifte heeft gedaan en dat eiseres in de verblijfsrechtelijke procedure het gestelde geweld niet (met objectief verifieerbare stukken) aannemelijk heeft gemaakt. De enkele, niet nader onderbouwde stelling, dat in strafrechtelijke zin de bewezenverklaring van het huiselijk geweld voldoende zou zijn geweest, kan in de onderhavige procedure niet tot een ander oordeel leiden.
5.3.6
Aan de door eiseres overgelegde brief van het COA van 6 september 2019 komt ook niet de door eiseres gewenste betekenis toe. Uit deze brief blijkt dat het COA naar aanleiding van een aanvraag van eiseres voor een toelage op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb), heeft besloten dat eiseres recht op een uitkering heeft gedurende de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019.
Uit de in de beslissing van het COA genoemde artikelen van de Rvb blijkt echter dat het recht op deze toelage verband houdt met het rechtmatig verblijf dat een vreemdeling in afwachting van een besluit heeft. Het feit dat eiseres de bedoelde toelage toegekend heeft gekregen, zegt dus niets over de slaagkans van de ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning of over de geloofwaardigheid van de aan die aanvraag ten grondslag gelegde problematiek.
5.3.7
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kan terugkeren naar Marokko om zich te onttrekken aan het gestelde (huiselijk) geweld door zich (elders) te vestigen in het land van herkomst. Eiseres heeft niet met objectief verifieerbare stukken onderbouwd dat zij in Marokko te verzen heeft voor haar ex-echtgenoot of haar/diens familie. Verweerder stelt terecht dat hetgeen door hulpverleners is opgeschreven in de overgelegde stukken, op de eigen verklaringen van eiseres is gebaseerd. Met betrekking tot het krantenartikel waarnaar eiseres in bezwaar en beroep heeft verwezen, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dit krantenartikel algemeen informatie bevat en niet als onderbouwing van de gestelde (eigen) problemen van eiseres kan dienen. Niet is gebleken dat het inroepen van hulp van de Marokkaanse autoriteiten bij voorbaat zinloos is. Verweerder heeft daarbij tevens van belang kunnen achten dat eiseres eind 2017 zelfstandig is teruggekeerd naar Marokko en daar (met behulp van een kennis en een advocaat) de echtscheiding in gang heeft gezet, en dat niet gebleken is dat eiseres toen problemen heeft ervaren. Hetgeen eiseres in de brief van 30 juni 2020 heeft aangevoerd kan in het kader van de onderhavige beroepsprocedure niet tot een ander oordeel leiden.
5.4
Voort is de rechtbank van oordeel dat verweerder in hetgeen eiseres heeft aangevoerd omtrent haar medische situatie, in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om te concluderen dat sprake is van een bijzondere situatie die maakt dat het afwijzen van de aanvraag tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt. Verweerder hoefde dan ook geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 3.71, derde lid, van het Vb 2000.
5.5
Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht van het horen afzien indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen door eiseres is aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor en heeft verweerder kunnen afzien van horen. Van schending van de hoorplicht is geen sprake.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.