ECLI:NL:RBDHA:2020:6618
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de opvolgende asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser, geboren in Irak, had eerder meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste op 19 februari 2020. Hij stelde dat hij afvallig was van de islam en een atheïstische overtuiging had aangenomen, wat hem in Irak in gevaar zou brengen. De staatssecretaris oordeelde echter dat er geen nieuwe elementen waren die de aanvraag relevant maakten, en handhaafde een eerder opgelegd inreisverbod.
Tijdens de zitting op 2 juli 2020, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris onvoldoende had gereageerd op zijn zienswijze en dat hij gehoord had moeten worden. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris in de vorige procedure al had vastgesteld dat de gestelde atheïstische overtuiging ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe documenten en verklaringen die eiser had ingediend, niet wezenlijk verschilden van eerdere ingediende stukken en dat er geen nieuwe inzichten waren die de aanvraag konden rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen aanleiding was om eiser opnieuw te horen, aangezien zijn situatie niet wezenlijk was veranderd ten opzichte van eerdere procedures. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.