Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
verzoekende partij,
1.Procedure
- het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 21 januari 2020;
- het verweerschrift met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een werknemer en zijn werkgever naar aanleiding van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 16 maart 2006. De werknemer, die letsel aan zijn linkerknie had opgelopen, verzocht de rechter om te verklaren dat de kosten voor een psychiatrische expertise voor rekening van de werkgever komen, en om de werkgever te verplichten de verdere juridische afhandeling van de schade ter hand te nemen. De werknemer stelde dat hij door het ongeval volledig arbeidsongeschikt was geraakt en dat hij niet volledig was gecompenseerd voor zijn materiële en immateriële schade. De werkgever betwistte de claims van de werknemer en stelde dat het verzoek niet thuishoorde in een deelgeschilprocedure, maar dat een voorlopig deskundigenbericht de geëigende weg was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2020 is de werknemer verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de werkgever werd vertegenwoordigd door een schadebehandelaar en zijn gemachtigde. De kantonrechter oordeelde dat de kwestie zich niet leende voor behandeling in deelgeschil, omdat de werknemer een nieuwe psychiatrische expertise wenste en er geen sprake was van een continuering van een eerdere expertise. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af en verklaarde hem niet ontvankelijk in zijn verzoek. De rechter benadrukte dat de procedure voor een voorlopig deskundigenbericht de juiste weg was en dat de verzoeken van de werknemer niet bijdroegen aan een oplossing van het geschil. De kantonrechter concludeerde dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat het verzoek volstrekt onnodig was ingesteld.
De beslissing van de kantonrechter was dat de werknemer niet ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek, waarmee de zaak werd afgesloten zonder dat de werkgever verplicht werd tot vergoeding van de kosten voor de psychiatrische expertise of andere schade.