ECLI:NL:RBDHA:2020:6588
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Mauritaanse burger op grond van ongeloofwaardigheid en medische situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een burger van Mauritanië die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd op 25 januari 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd. De eiser, geboren in 1980, stelde dat hij als slaaf was geboren en opgegroeid in Mauritanië, waar hij onder slechte omstandigheden werkte en mishandeld werd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom geen gebruik was gemaakt van een registertolk en dat de medische situatie van de eiser niet leidde tot een medische noodsituatie op korte termijn. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij slachtoffer was van slavernij en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingenwet. De uitspraak werd gedaan in een enkelvoudige kamer, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.