ECLI:NL:RBDHA:2020:6581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594177 / FA RK 20-3669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 9 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1988, die op dat moment in een accommodatie verbleef. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij verschillende deskundigen en de advocaat van betrokkene aanwezig waren. Betrokkene verklaarde dat hij geen zorg nodig had en geen psychische stoornis had, maar de psychiater bevestigde de diagnose van een psychotische stoornis, waarschijnlijk schizofrenie, en gaf aan dat er ernstig nadeel voor de ouders van betrokkene was door zijn gedrag. De rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging en bepaalde dat deze geldig was tot en met 30 december 2020. De beschikking werd gegeven door rechter O.F. Bouwman, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is vastgesteld op 14 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/594177 / FA RK 20-3669
Datum beschikking: 30 juni 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan, waarnemend voor mr. M.F. Laning te Voorschoten.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 09 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 28 mei 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 15 mei 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 4 juni 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] in bijzijn van betrokkene;
- de [psychiater 2] ;
- de officier van justitie, mr. A. Baas;
- de advocaat mr. E.A.E.G.J. Libosan, waarnemend voor mr. M.F. Laning.

Standpunten ter zitting

Betrokkene verklaart dat het prima met hem gaat, hij geen schizofrenie heeft, geen zorg nodig heeft en eigenlijk nergens last van heeft. Er is geen sprake van een psychose en dus ook geen gevaar of ernstig nadeel.
De psychiater geeft aan dat hij het beeld en de mogelijke diagnose schizofrenie, zoals dat door zijn collega psychiater [psychiater 1] in de medische verklaring is weergegeven, deelt. Betrokkene lijkt zich in een gesprek in eerste instantie goed en rustig te kunnen presenteren. Daarna is er sprake van grootsheidsgedachten met religieus karakter en bijzondere uitingen. Het ontbreekt betrokkene aan ziektebesef.
Desgevraagd geeft de psychiater aan dat het ernstig nadeel met name ziet op de psychische schade voor de ouders van betrokkene. Zij staan erg onder druk en worden bij herhaling dagelijks door hun zoon bedreigd. Tevens dient er een goede huisvesting voor betrokkene te worden geregeld. De psychiater geeft aan dat het goed instellen op medicatie bij een 2e episode normaal twee tot vijf jaar duurt. Hij vermoedt dat men niet in gesprek kan met betrokkene waardoor er een langere periode van observatie nodig is. Naar verwachting zal de opname in een accommodatie zeker de periode van zes maanden overschrijden voordat er een goede ambulante setting is georganiseerd. Op dit moment is er nog geen behandelplek voor de betrokkene georganiseerd, in afwachting van het strafrechtelijk proces en deze zitting.
De officier van justitie verklaart dat betrokkene verdacht wordt van identiteitsfraude. Op 11 mei 2020 is de voorlopige hechtenis van betrokkene geschorst, onder de voorwaarde dat een zorgmachtiging wordt verleend. De schorsing is al uitgesproken en zal ingaan op het moment dat betrokkene arriveert op zijn behandelplek.
De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek van de officier van justitie en voert daartoe aan dat er weinig bekend is over een beschikbare plek voor betrokkene en dat er te veel wordt teruggegrepen naar gebeurtenissen uit 2018. Verder heeft de psychiater die ter zitting aanwezig is maar heel kort met betrokkene gesproken en is onvoldoende gebleken dat sprake is van een psychische stoornis.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychotische stoornis waarschijnlijk in het kader van schizofrenie, waarbij zijn cannabismisbruik luxerend en onderhoudend werkt in de toename van de psychotische symptomatologie. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze, door een onafhankelijk psychiater gestelde, diagnose.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
-ernstig lichamelijk letsel
-ernstige psychische schade
-ernstige verwaarlozing
- maatschappelijke teloorgang
-ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander
-de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept
-de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is
Betrokkene is niet in staat om een gereguleerd bestaan op te bouwen. In de acute fase van een psychose kan betrokkene zeer agressief worden.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid
(tijdens opname);
- insluiten
(tijdens opname);
- uitoefenen van toezicht op betrokkene
(tijdens opname);
- onderzoek aan kleding of lichaam
(tijdens opname);
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
(tijdens opname);
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
(tijdens opname);
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
(waaronder ook begrepen het nakomen van afspraken en/of huisbezoeken accepteren);
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene dient te worden ingesteld op medicatie, wat op dit moment alleen klinisch kan.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Dat op dit moment nog niet bekend is waar betrokkene na het verlenen van de zorgmachtiging zal verblijven staat niet in de weg aan toewijzing van het verzoek, nu dit een uitvoeringskwestie betreft.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1988, te [geboorteplaats]
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid
(tijdens opname);
- insluiten
(tijdens opname);
- uitoefenen van toezicht op betrokkene
(tijdens opname);
- onderzoek aan kleding of lichaam
(tijdens opname);
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
(tijdens opname);
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
(tijdens opname);
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
(waaronder ook begrepen het nakomen van afspraken en/of huisbezoeken accepteren);
- opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 december 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, bijgestaan door K.A.M. Boeije als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.