ECLI:NL:RBDHA:2020:6578
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van een verzoek tot opleggen van een dwangsom
Op 23 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had een verzoek ingediend om een dwangsom op te leggen, omdat de gemeente Eindhoven niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 1 februari 2019 voor correctie van haar Registratie Niet Ingezetenen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 26 september 2019 het beroep van de opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In het verzet stelde de opposante dat de rechtbank ten onrechte geen rekening had gehouden met eerdere correspondentie, waarin zij wel degelijk om een beschikking had verzocht. De rechtbank oordeelde echter dat de vraag of er sprake was van een aanvraag op 1 februari 2019 centraal stond en dat eerdere brieven niet relevant waren voor de beoordeling van de ontvankelijkheid. De rechtbank bevestigde dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan en dat er geen sprake was van willekeur of vooringenomenheid.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, in aanwezigheid van griffier B. Vonck. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zou later alsnog gepubliceerd worden op de website van de rechtspraak.