ECLI:NL:RBDHA:2020:6564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Raad voor Rechtsbijstand inzake piketrooster Bopz-zaken

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.W. Wijnstra, beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Het primaire besluit, genomen op 9 oktober 2018, weigerde eiseres in te plannen op het piketrooster voor Bopz-zaken voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 5 maart 2019. Tijdens de zitting op 3 maart 2020 heeft verweerder aangegeven dat hij aan het beroep van eiseres tegemoet is gekomen door het beleid te wijzigen. Eiseres trok haar beroep in, maar handhaafde haar verzoek om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht is het griffierecht van € 174,- te vergoeden. Eiseres komt echter niet in aanmerking voor vergoeding van proceskosten, omdat zij zichzelf vertegenwoordigde. Verweerder heeft zich bereid verklaard om één punt van de proceskosten te vergoeden, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 525,- aan proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2289

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten eiseres niet in te plannen op het piketrooster voor zaken op grond van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz-zaken) voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019.
Bij besluit van 5 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het beroep is ter zitting gevoegd behandeld met de zaak met nummer 19/2380. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat aan het beroep van eiseres tegemoet is gekomen. Na de bezwaarprocedure heeft verweerder alsnog het beleid veranderd en bepaald dat de Bopz-cassatiezaken niet worden meegenomen bij het bepalen van het aantal van 70 Bopz-toevoegingszaken, genoemd in artikel 6c van de inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2018.
2. Eiseres heeft hierop tijdens de zitting haar beroep ingetrokken, onder handhaving van het verzoek om een proceskostenveroordeling. Eiseres maakt aanspraak op vergoeding van het griffierecht en een proceskostenveroordeling gebaseerd op twee punten. Verweerder heeft zich op de zitting bereid verklaard tot vergoeding van het griffierecht en één punt als proceskostenveroordeling, ondanks het feit dat eiseres hier geen recht op heeft, nu zij zichzelf vertegenwoordigt.
3. De rechtbank hoeft nog enkel te beslissen op het verzoek van eiseres om een proceskostenveroordeling.
Nu verweerder aan eiseres tegemoet is gekomen, is verweerder van rechtswege op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehouden aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 174,- te vergoeden.
Op grond van artikel 8:75 van de Awb in samenhang met het Besluit proceskosten bestuursrecht komt eiseres niet in aanmerking voor vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten, nu er geen sprake is van een door een derde beroepsmatig verleend bijstand, daar eiseres zichzelf vertegenwoordigd heeft. Aangezien verweerder zich op de zitting echter bereid heeft verklaard om één punt te vergoeden, zal de rechtbank verweerder in overeenstemming met dit aanbod veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Leijten, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dit zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.