ECLI:NL:RBDHA:2020:6545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AWB 19/10182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake ROV-maatregel opgelegd aan Syrische asielzoekers na vechtpartij

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, twee Syrische asielzoekers, beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) waarin hen een strafmaatregel werd opgelegd. Deze maatregel, ROV-maatregel 5, hield in dat er € 12,95 per week van hun leefgeld werd ingehouden voor de duur van vijf weken, als gevolg van ernstige gedragingen en overlast die zij zouden hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft op 1 juli 2020 uitspraak gedaan.

Eisers voerden aan dat de aanleiding voor de vechtpartij anders was dan door het COA werd gepresenteerd en dat zij niet de aanstichters waren van het incident. Ze stelden dat zij slachtoffer waren van een aanval door een andere familie, wat hun gebrek aan berouw verklaarde. De rechtbank oordeelde echter dat het COA voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel was opgelegd en dat de eisers zelf ook verantwoordelijk waren voor de onaanvaardbare gedragingen tijdens de vechtpartij.

De rechtbank concludeerde dat de opgelegde maatregel passend was, gezien de rol van eisers in het incident en de impact daarvan op andere bewoners en COA-medewerkers. De rechtbank verwierp de argumenten van eisers dat er een minder zware maatregel opgelegd had moeten worden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, maar vanwege coronamaatregelen nog niet op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/10182
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 1 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 1] , eiser,
V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiseres],
geboren op [geboortedatum 2] , eiseres,
V-nummer: [V-nummer 2] ,
beide van Syrische nationaliteit,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.C. Pool, advocaat te Arnhem),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Bicer).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eisers een strafmaatregel op grond van het Reglement onthoudingen en verstrekkingen (ROV) opgelegd, inhoudende dat € 12,95 per week wordt ingehouden van leefgeld van eisers, voor de duur van 5 weken.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 26 april 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer F. Haloob. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de ROV-maatregel 5 opgelegd omdat sprake was van ernstige gedragingen en overlast met grote impact van de zijde van eisers.

Schuldvraag

2. Eisers voeren aan dat de aanleiding voor de vechtpartij anders was dan hoe het wordt voorgespiegeld door verweerder en dat er ten onrechte niet is geluisterd naar hun kant van het verhaal. Eisers zijn aangevallen door de familie waarmee uiteindelijk de vechtpartij ontstond. Dit is dan ook de reden dat zij geen berouw hebben getoond: zij zijn het slachtoffer en waren niet de aanstichters van het incident. Ter onderbouwing worden de aangiftes overgelegd die eisers en de dochter van eiseres bij de politie hebben gedaan tegen het gezin waarmee de vechtpartij heeft plaatsgevonden. Uit de motivering van het bestreden besluit is niet op te maken waarop verweerder haar oordeel over de situatie baseert. Er is niets weergegeven over de directe aanleiding voor de ruzie en de daaropvolgende vechtpartij. Doordat in het bestreden besluit niet duidelijk wordt weergegeven waarop het beeld van de vechtpartij is gebaseerd, is onduidelijk op welke wijze verweerder heeft vastgesteld wie ‘verwijtbaar’ heeft gehandeld bij het incident. Ter zitting hebben eisers daarbij benadrukt dat een besluit van een bestuursorgaan moet getuigen van een goede motivering, nu het om een zeer ingrijpende maatregel voor eisers gaat. Uit het incidentenverslag volgt niet wie het verslag heeft opgesteld of op basis van wiens verklaringen dit is opgesteld. Dit getuigt van een onzorgvuldige en onvoldoende motivering van het bestreden besluit.
2.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft uitgelegd welke gebeurtenis tot de maatregel heeft geleid, welke rol eisers daarbij hadden en wat de gevolgen daarvan waren voor de omgeving. De feiten over het incident op 21 december 2019 zijn beschreven in het verslag ‘feitenonderzoek’, die zich in het dossier bevindt. De feiten die hierin zijn vermeld komen in belangrijke mate overeen met de beschrijving van het incident door eisers in de gronden van beroep en met de overgelegde processen-verbaal van de politie. De stelling die eisers ter zitting hebben ingenomen, namelijk dat het verslag niet controleerbaar zou zijn omdat niet duidelijk is wie het heeft opgesteld en op basis van wiens verklaringen dat is opgesteld, slaagt naar het oordeel van de rechtbank daarom ook niet.
2.2
Hetgeen eisers hebben aangevoerd ten aanzien van de verwijtbaarheid, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang. Eisers hebben zelf meegedaan aan de vechtpartij en hebben overlast veroorzaakt. In de huisregels van verweerder staat omschreven dat dergelijke gedragingen ontoelaatbaar zijn, waarbij de vraag wie ‘schuld’ heeft in dit geval niet van belang is. Het betreft immers geen strafrechtelijke zaak. Voorts is gebleken dat niet alleen eisers verantwoordelijk zijn gehouden voor de vechtpartij, ook het andere gezin heeft een maatregel opgelegd gekregen. De overgelegde processen-verbaal van de politie kunnen niet leiden tot een ander oordeel, omdat deze zijn opgesteld aan de hand van de eigen verklaringen van eisers. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat verweerder is uitgegaan van onjuiste feiten en/of verkeerde voorstelling van zaken van het incident.
Is de strafmaatregel evenredig en passend?
3. Eisers voeren voorts aan dat in het bestreden besluit niet is gemotiveerd waarom er geen minder vergaande maatregel is opgelegd. Immers, ROV-maatregel 4 is het uitgangspunt bij verwijtbare agressie en geweld tegen personen. Niet duidelijk is waarop verweerder het oordeel baseert dat sprake is van verwijtbaarheid, noch is duidelijk waarop verweerder de keuze heeft gebaseerd om niet ROV-maatregel 4, maar ROV-maatregel 5 op te leggen. Hiermee is het besluit onvoldoende gemotiveerd en dient deze te worden vernietigd. Voorts menen eisers dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat het incident ook de nodige gevolgen voor hen heeft gehad. Eiser heeft blauwe plekken opgelopen en schade aan zijn neus, eiseres is een nacht ter observatie opgenomen in het ziekenhuis en ook de dochter van eiseres heeft blauwe plekken opgelopen door het incident.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat in het geval van eisers het opleggen van ROV-maatregel 5 passend was. Eisers hebben een aanzienlijke rol gehad bij de vechtpartij. Zij hebben daarbij zelf ook onaanvaardbaar gedrag getoond door geweld te gebruiken en zich agressief te gedragen. Niet alleen de personen die bij het gevecht betrokken waren, maar ook andere personen hebben dit incident gezien en zijn in gevaar gebracht. Voorts hebben eisers niet alleen zichzelf en het andere gezin in gevaar gebracht, de vechtpartij heeft ook op de andere bewoners en op COA-medewerkers impact gehad. Dit volgt uit de verklaringen van COA-medewerkers die de politie hebben moeten inschakelen vanwege de gevaarlijke situatie die was ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze maatregel aan eisers kunnen opleggen. Verder volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat een ROV-maatregel 5 niet altijd zwaarder is dan een ROV-maatregel 4, nu bij de onderhavige maatregel ‘slechts’ een deel van het leefgeld is ingehouden en eisers het recht op opvang hebben behouden. Daarnaast is aan eisers niet de zwaarste maatregel opgelegd, nu de maximale termijn van acht weken niet is aangehouden, maar een periode van vijf weken. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel