ECLI:NL:RBDHA:2020:6493
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een man, geboren in 1980, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting vanwege de COVID-19 maatregelen. De betrokkene heeft ingestemd met het verzochte, en de GGZ-agoog heeft aangegeven zorg te dragen voor een zorgvuldige overdracht aan het FACT-team. De rechtbank heeft de noodzaak van verschillende vormen van verplichte zorg beoordeeld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 7 november 2020, met afwijzing van het meer of anders verzochte. De beschikking is gegeven door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier M.M. Leurs, en is vastgesteld op 7 juli 2020.