ECLI:NL:RBDHA:2020:6492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594277 / FA RK 20-3721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 10 juni 2020 heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een verzoek ingediend voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1938, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Dit verzoek is gedaan in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft op 26 juni 2020 de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij de cliënt en verschillende zorgprofessionals zijn gehoord. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan dementie en dat er sprake is van ernstige verwaarlozing en een gebrek aan ziektebesef. De verpleegkundige heeft bevestigd dat de benodigde zorg niet in een ambulant kader kan worden geboden en dat zelfstandig wonen niet realistisch is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met als gevolg ernstige verwaarlozing en een risico op agressie. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechterlijke machtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 26 december 2020. Deze beslissing is genomen door mr. J.T.W. van Ravenstein, met M.M. Leurs als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/594277 / FA RK 20-3721
Datum beschikking: 26 juni 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 10 juni 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1938 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 2 april 2020;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 9 juni 2020;
- een op 8 juni 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, te weten een [specialist ouderengeneeskunde 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 12 december 2019;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de [specialist ouderengeneeskunde 2] en de [verpleegkundige] , in aanwezigheid van cliënt;
- de advocaat van cliënt.

Standpunten ter zitting

De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting naar voren gebracht dat de diagnose dementie is gesteld bij cliënt. In de thuissituatie was sprake van ernstige verwaarlozing en cliënt liet geen thuiszorg toe. Zij heeft geen ziektebesef en heeft een vertekend beeld van de realiteit door haar dementie. Zij heeft 24-uurs zorg en toezicht nodig en dit kan haar enkel worden geboden in een verpleeghuis.
De verpleegkundige heeft ter zitting naar voren gebracht dat cliënt geen ziektebesef heeft. De benodigde hulpverlening kan in een ambulant kader niet worden geboden. Het zou zeer zorgwekkend zijn als cliënt weer zelfstandig zou gaan wonen, ook met intensieve thuishulp is dit niet langer realistisch.
Van de zijde van cliënt is verweer gevoerd en bepleit het verzoek af te wijzen. Cliënt wil zo snel mogelijk naar huis en heeft aangegeven niet te kunnen leven in de accommodatie. Er dient nader onderzocht te worden of zorg in een ambulant kader kan worden geboden.

Beoordeling

Op 10 januari 2020 is door de rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf verleend, geldig tot en met 10 juni 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis, te weten een uitgebreide (ongespecificeerde) neurocognitieve stoornis. Een (al veel eerder gestelde) andere relevante diagnose is schizofrenie van het paranoïde type. Gezien de wijze waarop de (progressieve) neurocognitieve aandoening zich op dit moment manifesteert, staat deze echter zonder meer op de voorgrond.
Het ernstig nadeel dat cliënt veroorzaakt kan dan ook volledig vanuit de psychogeriatrische aandoening worden verklaard. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
In het verleden heeft cliënt zorg van thuiszorg geweigerd en er was sprake van ernstige verwaarlozing, ondervoeding en lichamelijke vervuiling, met alle gezondheidsrisico’s van dien. Cliënt is niet meer in staat om de regie te voeren over haar eigen leven. Ondanks mentorschap en bewindvoering is er sprake van ernstige teloorgang en ernstige vervuiling en verloedering van haar woning. Cliënt is zeer achterdochtig, geagiteerd en kan verbaal agressief zijn naar andere mensen, zoals medebewoners, waarbij er een aanzienlijk risico is op het afroepen van agressie.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft 24-uurs zorg en toezicht nodig om haar veiligheid te waarborgen en dit kan haar enkel worden geboden in een verpleeghuissetting.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Zij geeft aan zo snel mogelijk naar huis te willen en is van mening dat zij geen hulp nodig heeft.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 26 december 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door
M.M. Leurs als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.