ECLI:NL:RBDHA:2020:6489
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van Wob-verzoek door college van burgemeester en wethouders
In deze zaak heeft opposant K. verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank die zijn beroep tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem niet-ontvankelijk verklaarde. Het beroep was ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek. De rechtbank had op 29 januari 2020 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de ingebrekestelling door opposant prematuur was ingediend. Opposant stelde dat hij de verlengingsbrief van het college niet tijdig had ontvangen, waardoor hij nog belang had bij de procedure. Het college daarentegen stelde dat de verlengingsbrief op 5 juli 2019 was verzonden en daarmee tijdig was. Tijdens de zitting op 29 juni 2020 heeft het college bewijs geleverd van de verzending van de verlengingsbrief.
De verzetrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. De verzetrechter heeft de argumenten van opposant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de verlengingsbrief op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank heeft de ingebrekestelling van opposant terecht als prematuur aangemerkt, omdat het college op het moment van de ingebrekestelling nog niet in gebreke was. De verzetrechter heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, verzetrechter, op 6 juli 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.