ECLI:NL:RBDHA:2020:6478
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen de verzoeker, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de verweerder op 3 maart 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting was oorspronkelijk gepland op 24 maart 2020, maar is komen te vervallen vanwege de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om uitspraak te doen zonder zitting, conform artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de uitspraak heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de rechtbank in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL20.6266, het beroep in de bodemzaak ongegrond heeft verklaard. Hierdoor is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, en is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dit weer mogelijk is.