ECLI:NL:RBDHA:2020:6468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594463 / FA RK 20-3808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van zorgmachtiging in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot wijziging van een zorgmachtiging, die eerder op 25 mei 2020 was afgegeven. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1982, die momenteel verblijft in een zorgaccommodatie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, in verband met de geldende coronamaatregelen. Tijdens de zitting heeft de arts aangegeven dat er onduidelijkheid bestond over de kennisgeving van de beschikking van 25 mei 2020, waarin het uitoefenen van toezicht als verplichte zorg niet was aangekruist, terwijl dit wel mondeling was toegewezen door de rechter. De advocaat van de betrokkene heeft aangegeven dat het wijzigingsverzoek niet meer toegewezen hoeft te worden, gezien de omstandigheden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de beschikking van 25 mei 2020 leidend is, en dat het uitoefenen van toezicht als verplichte zorg daarin was opgenomen. De rechtbank concludeert dat het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging bij gebrek aan belang moet worden afgewezen. De beslissing is genomen door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier S.A. van Schaik-van Dommelen, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 19 juni 2020. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 2 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/594463 / FA RK 20-3808
Datum beschikking: 19 juni 2020

Verzoek tot wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. C. S. Stenger te Schiphol.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 25 mei 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging van 8 juni 2020 door [zorgverantwoordelijke] ;
- een zorgplan van 10 juni 2020 met bijlagen.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • de [arts] en de [verpleegkundige] , beiden in aanwezigheid van de betrokkene;
  • de advocaat.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft meegedeeld dat hij meent recht te hebben op een beeldverbinding met de rechtbank. Nadat hem is meegedeeld dat de zitting vanwege het coronavirus telefonisch zal plaatsvinden, geeft hij aan het woord verder aan zijn advocaat te zullen laten.
De arts heeft naar voren gebracht dat hij nog niet beschikt over de schriftelijke weergave van de beschikking die door de rechtbank op 25 mei 2020 mondeling is uitgesproken. De accommodatie heeft alleen een kennisgeving ontvangen. Op die kennisgeving is het ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’ niet aangekruist als vorm van verplichte zorg, terwijl de arts die op de zitting van 25 mei 2020 aanwezig was, zich wel meende te herinneren dat de rechter die de zaak die dag behandelde, het uitoefenen van toezicht als vorm van verplichte zorg mondeling had toegewezen. Het uitoefenen van toezicht is in elk geval hard nodig, onder meer wanneer betrokkene gesepareerd is. Nu in de beschikking van de rechtbank deze vorm van verplichte zorg kennelijk wel is opgenomen, concludeert de arts dat er een fout moet zijn gemaakt in de kennisgeving. Ten aanzien van de vraag wat hiervan de juridische consequentie moet zijn, refereert de arts zich aan het oordeel van de rechtbank.
De advocaat heeft opgemerkt het wijzigingsverzoek gelet op het voorgaande niet meer toegewezen hoeft te worden.

Beoordeling

In de beschikking die is uitgesproken ter zitting van 25 mei 2020 en die schriftelijk is uitgewerkt op 27 mei 2020, heeft de rechtbank onder andere het ‘uitoefenen van toezicht’ als vorm van verplichte zorg opgenomen. Op de zogeheten kennisgeving die – vooruitlopend op de uitgewerkte beschikking – op 25 mei 2020 aan zowel de accommodatie als de advocaat per email is toegezonden, is deze vorm van verplichte zorg abusievelijk niet aangekruist. De beschikking is echter leidend en in die beschikking was, zoals al overwogen, het uitoefenen van toezicht als vorm van verplichte zorg al opgenomen. Het verzoek moet daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.