ECLI:NL:RBDHA:2020:6463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594199 / JE RK 20-1326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 30 juni 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2006, die onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Het verzoek tot machtiging voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp is ingediend door de gecertificeerde instelling, naar aanleiding van een eerder verzoek en de noodzaak om de plaatsing bij een aspirant-pleegmoeder te faciliteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft, waaronder een licht verstandelijke beperking en trauma's, die een verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk maken. De kinderrechter heeft de bevoegdheid van de rechtbank Den Haag bevestigd, ondanks dat de gecertificeerde instelling in Amsterdam is gevestigd, omdat alle partijen toestemming hebben gegeven voor deze procedure. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van 1 juli 2020 tot 16 augustus 2020, met als doel de overgang naar de nieuwe pleegmoeder te ondersteunen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/594199 / JE RK 20-1326
Datum uitspraak: 30 juni 2020

Beschikking van de kinderrechter

Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 10 juni 2020 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] België,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. P.R.L.V.M. Kruik, te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de aspirant-pleegmoeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 10 juni 2020;
  • de instemmingsverklaring d.d. 22 juni 2020 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Op 30 juni heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de aspirant-pleegmoeder.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om – in aanwezigheid van zijn advocaat – in de raadkamer te reageren op het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

  • De vader van [minderjarige] , de heer [vader] is op 3 juli 2018 overleden.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 2 januari 2020 het gezag van de moeder, mevrouw [moeder] over [minderjarige] beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij [verblijfplaats] .
  • Bij beschikking d.d. 30 maart 2020 heeft de kinderrechter een machtiging verleend [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 1 april 2020 tot 1 juli 2020.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van 1 juli 2020 tot 16 augustus 2020. Aan dit verzoek ligt ten grondslag dat de verzochte machtiging uitsluitend dient ter overbrugging van de periode van 1 juli 2020 tot 16 augustus 2020, die noodzakelijk is om de plaatsing van [minderjarige] bij de aspirant-pleegmoeder te kunnen bewerkstelligen.
[minderjarige] heeft, mede bij monde van zijn advocaat, ingestemd met het verzochte. Tevens heeft de aspirant-pleegmoeder ingestemd met het verzochte. Zij wil voor [minderjarige] zorgen mits er voldoende dagbesteding voor hem is, zodat de kans op slagen van de plaatsing het grootst is. De aspirant-pleegmoeder heeft voor de overbruggingsperiode een bijbaantje als bollenpeller geregeld voor [minderjarige] , zodat hij niet de gehele zomervakantie bij [instelling] binnen hoeft te zitten. Ook als [minderjarige] vanaf 17 augustus 2020 naar school gaat, zal hij daarnaast dagbesteding hebben, een baantje in de plaatselijke supermarkt, en voetbaltraining.

Beoordeling

Bevoegdheid van de rechtbank
De kinderrechter dient ambtshalve te toetsen of de rechtbank in Den Haag bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, nu de gecertificeerde instelling in Amsterdam gevestigd is en [minderjarige] inmiddels in een accommodatie voor jeugdhulp verblijft in [verblijfplaats] Strikt genomen is de rechtbank Den Haag niet bevoegd, maar gelet op de ter zitting gegeven toestemming van partijen, zal de kinderrechter bij de rechtbank Den Haag beslissen op het verzoek van de gecertificeerde instelling.
Inhoudelijke beoordeling
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp is gedaan door de gecertificeerde instelling die belast is met de voogdij over [minderjarige] . Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid, onder b, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter is – evenals de gecertificeerde instelling en de gedragswetenschapper – van oordeel dat een overplaatsing van [minderjarige] voor de korte periode tot 16 augustus 2020 niet in zijn belang is. Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] een kwetsbare jongen met forse persoonlijke problematiek is. Hij kampt met een licht verstandelijke beperking, trauma’s, eenzaamheidsgevoelens, vermijdende coping, emotieregulatie-problematiek en een sombere stemming. Tot voor kort ontbrak voor [minderjarige] een positieve toekomstverwachting, maar inmiddels is duidelijk geworden dat hij vanaf 16 augustus 2020 bij de aspirant-pleegmoeder in [woonplaats] zal gaan wonen. [minderjarige] kijkt hiernaar uit, aangezien hij een goede band heeft opgebouwd met haar en in de weekenden reeds in haar gezin verblijft. De aspirant-pleegmoeder heeft [minderjarige] aangemeld bij de plaatselijke voetbalclub en heeft een bijbaantje voor [minderjarige] gevonden, zodat hij na de zomervakantie – naast zijn school – voldoende tijdbesteding zal hebben teneinde de kans op slagen van de plaatsing bij de aspirant-pleegouder te vergroten. Het is van belang dat in de aanloop naar de volledige plaatsing bij de aspirant-pleegmoeder een opbouwende overgang kan plaatsvinden vanuit de instelling in [verblijfplaats] waar hij nu verblijft, zodat zijn plaatsing daar ter overbrugging gecontinueerd moet worden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 1 juli 2020 tot 16 augustus 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2020 door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P.M. Hoekstra als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.