ECLI:NL:RBDHA:2020:6456
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 18 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1998, die op dat moment verbleef in een accommodatie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 3 juli 2020 gehouden, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen.
De betrokkene heeft aangegeven niet goed te weten hoe het met hem gaat, maar staat achter het plan van aanpak dat door de behandelende arts is gepresenteerd. De moeder van de betrokkene steunt eveneens het plan. De arts heeft verklaard dat de betrokkene al langere tijd in de accommodatie verblijft en dat zijn toestand verbeterd is, maar dat hij nog steeds behandeling nodig heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een autisme-spectrumstoornis en bipolaire stemmingsstoornis, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en heeft de zorgmachtiging verleend. De machtiging geldt tot en met 18 december 2020 en omvat onder andere het toedienen van medicatie, medische controles, en opname in een accommodatie. De beschikking is gegeven door rechter J.E.M.G. van Wezel, bijgestaan door griffier S.A. van Schaik-van Dommelen, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.