ECLI:NL:RBDHA:2020:6448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
09/852142-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting op het strand van Noordwijk met geweld en bedreiging

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting van een jonge vrouw op het strand van Noordwijk in de nacht van 27 oktober 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster met geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verklaringen van de aangeefster zijn consistent en gedetailleerd, en worden ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van verkrachting en heeft verklaard dat de seksuele handelingen consensueel waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en moet een schadevergoeding van € 25.373,14 betalen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852142-19
Datum uitspraak: 15 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 te Noordwijk [slachtoffer]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten
- het bij de nek en/of bij de hand pakken en voortduwen van die [slachtoffer]
en/of
- het op de grond duwen/gooien van die die [slachtoffer] en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] zeggen: "Je gaat me neuken"
en/of "Wil je dood" en/of "Je moet me pijpen", althans woorden van gelijke
dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- het dicht knijpen/duwen van de keel van die [slachtoffer] en/of
- het houden van een mes bij de keel van die [slachtoffer] en/of
- het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer] en/of
- het zitten op het lichaam van die [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
,
te weten
- het (tong)zoenen van/met die [slachtoffer] , althans het plaatsen van zijn tong
in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt erop neer dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, op gronden verwoord in haar pleitnota.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 27 oktober 2019, tussen 05.30 uur en 07.00 uur, heeft [slachtoffer] een verklaring afgelegd in het kader van een informatief zedengesprek bij de politie. Zij heeft verklaard dat zij in Noordwijk met vrienden in discotheek [naam discotheek] was. Zij is naar buiten gegaan, waar een jongen (hierna: de verdachte) naar haar toe kwam die zei: “Kom we gaan lopen ik ben ook misselijk”. Hij sloeg een arm om haar heen en knuffelde haar. De verdachte pakte haar vast en zei: “Je gaat nu mee lopen.” Ze liepen naar het strand, waar de verdachte zei: “Je gaat me nu neuken”. Ze zei dat ze dat niet wilde, maar hij zei dat ze het moest doen anders zou hij haar doodmaken. De verdachte gooide haar in het zand. Hij trok haar kleding uit en zei: “Je gaat dood of je doet dit.” Hij deed zijn vingers in haar vagina. De verdachte lag op haar. [slachtoffer] moest hem pijpen en heeft zijn piemel in haar mond gedaan. De verdachte deed zijn piemel in haar vagina. Hij pakte haar bij de keel en ze moest hem weer pijpen. Zij ging hem pijpen, waarna hij haar weer keelde en neukte. Toen de verdachte haar had losgelaten, rende [slachtoffer] weg. Zij was op dat moment naakt. Ze heeft op verschillende ramen geklopt, maar er was niemand. Opeens was de verdachte er weer, die haar weer vastpakte en meenam naar het strand, waar zij hem weer moest pijpen. Hij deed zijn piemel weer in haar vagina en is klaargekomen op haar buik. Hierna is [slachtoffer] weggerend en toen zij van het strand af was zag ze een stelletje, waarvan zij de vrouw om hulp heeft gevraagd. [2]
Op 28 oktober 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie. In haar aangifte heeft [slachtoffer] bovenstaande verklaring bevestigd en voorts – op gerichte vragen van verbalisanten – het volgende verklaard. Toen [slachtoffer] buiten bij [naam discotheek] tegen de verdachte zei dat zij niet mee wilde, greep hij haar vast bij haar nek. Zij wilde zijn hand weghalen, maar het lukte haar niet omdat hij te sterk was. Het lukte haar niet om weg te lopen, want hij had haar stevig vast. Op het strand zoende de verdachte haar de hele tijd op haar mond. Hij kneep haar keel dicht en zij kreeg bijna geen adem meer. [slachtoffer] moest de verdachte aftrekken. Zij zei nee, maar hij pakte haar bij de keel en zei dat zij het moest doen omdat hij haar anders dood ging maken. Zij ging hem toen aftrekken. Hij heeft haar gevingerd. Ook heeft hij haar geneukt, met zijn piemel in haar vagina. [3]
Op 2 december 2019 is [slachtoffer] nogmaals als aangeefster gehoord. Zij heeft op gerichte vragen van verbalisanten verklaard dat de verdachte de hele tijd zei dat zij mee moest lopen en haar hard vast hield bij haar nek en haar arm. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zei dat zij niet mee wilde lopen en heeft tegengestribbeld door te proberen zijn hand los te maken van haar nek door zijn hand te pakken. [4]
De politie heeft camerabeelden opgevraagd bij het restaurant [naam restaurant] aan de [adres 2] in Noordwijk. [verbalisant 1] heeft de beelden bekeken en heeft de verdachte herkend aan de hand van een foto die bij zijn aanhouding is genomen. Ook aangeefster heeft zij aan de hand van een foto herkend op de beelden. Op de beelden is te zien dat de verdachte en aangeefster aan komen lopen en dat de verdachte aangeefster bij de hand pakt. Om 02.31 uur rent aangeefster, met ontbloot onderlichaam en op blote voeten in een wit shirt, weer terug in de richting vanwaar zij kwamen, kennelijk vanaf de richting van het strand. In haar hand heeft zij kleding. Om 02.35 uur komt de verdachte lopend in beeld en begint daarna te rennen in de richting vanwaar zij waren gekomen. Om 02.38 uur komen de verdachte en aangeefster weer aanlopen. Aangeefster heeft nu haar spijkerjack weer aan en heeft iets roods om haar onderlichaam geknoopt. Zij loopt nog wel op blote voeten. Om 02.44 uur komt eerst aangeefster in beeld, weer geheel gekleed, en even achter haar loopt de verdachte. Rond 03.00 uur komt aangeefster weer in beeld, vergezeld door een politieagente. [5]
[verbalisant 2] zag op 27 oktober omstreeks 03.00 uur te Noordwijk een vrouw, die later bleek te zijn [slachtoffer] , die er overstuur uitzag. [verbalisant 2] zag dat haar mascara was uitgelopen, haar haar in de war zat, een trui/shirt scheef om haar middel was geknoopt en dat daar broek binnenstebuiten zat. Verbalisant hoorde de vrouw zeggen dat ‘hij’ niet in de buurt mocht komen en zag dat zij schichtig keek naar een donker getinte man met witte capuchon, zwart haar en een baardje. [verbalisant 2] is met de vrouw naar de plek op het strand gelopen waar de telefoon van de vrouw lag. Zij liepen bij strandtent [naam strandtent] naar de strandafgang, waar [verbalisant 2] halverwege een zwarte onderbroek zag liggen. De vrouw zei dat dit haar onderbroek was. Ook lagen daar de sokken van de vrouw en haar witte smartphone. [verbalisant 2] hoorde de vrouw onderweg meermaals zeggen dat zij heel bang was geweest en dat zij dacht dat hij haar zou vermoorden. Zij zei dat hij alles met haar had gedaan. [verbalisant 2] hoorde haar zeggen dat hij haar ineens op haar mond zoende, dat hij haar heeft uitgekleed, dat zij hem heeft moeten pijpen en dat er geslachtsgemeenschap is geweest. [verbalisant 2] hoorde de vrouw zeggen dat zij heel bang was dat als ze niet gehoorzaamde, hij haar dood zou maken, dat zij wist te ontsnappen en naakt wegrende. De vrouw zei dat, nadat zij bij verschillende hotels of appartementen had aangeklopt, de man ineens weer achter haar stond en haar weer mee terug nam. [6]
De [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2019 omstreeks 02.45 uur met haar vriend [getuige 2] in Noordwijk liep. Ter hoogte van [plaats] zag zij een jongen en een meisje in hun richting komen lopen. Het meisje liep iets voor de jongen uit en was heel erg emotioneel. [getuige 1] zag dat zij huilde en heel erg van streek leek. Op het moment dat zij vlakbij was vroeg [getuige 1] : “Gaat het wel?”. Het meisje zei heel zacht tegen haar: “Help, help” en maakte hierbij met haar hoofd een knikkende beweging in de richting van de jongen die bij haar liep. [getuige 1] liep een stuk weg met het meisje en hoorde dat deze tegen haar zei: “Hij heeft mij verkracht. Hij pakte mij bij mijn nek en ik was bang dat ik dood ging”. [7]
[getuige 2] heeft als getuige verklaard dat hij op 27 oktober 2019 omstreeks 02.50 uur met zijn vriendin [getuige 1] in Noordwijk liep toen hij een man en een meisje op hen toe zag komen lopen. Toen zij voorbij liepen pakte het meisje zijn vriendin beet en hoorde hij haar zachtjes “help me” zeggen. [getuige 2] hoorde het meisje zeggen: “ik ben verkracht, ik moest alles van hem doen en hij wil me vermoorden”. [getuige 2] heeft 112 gebeld en tegen de man gezegd dat hij moest blijven. De man leek hem agressief. [8]
Er heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden waarvoor zowel [slachtoffer] als de verdachte zijn bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Uit het rapport van The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) blijkt dat in de bemonstering [nummer 1] (onderzijde rand eikel) DNA is aangetroffen. Volgens het TMFI is het extreem veel waarschijnlijker dat dit DNA afkomstig is van de verdachte en van [slachtoffer] , dan van de verdachte en een onbekende, niet verwante persoon. In de bemonstering [nummer 2] (binnenste schaamlippen) is ook DNA aangetroffen. Volgens het TMFI is het extreem veel waarschijnlijker dat dit DNA afkomstig is van de verdachte en van [slachtoffer] , dan van een onbekende, niet verwante persoon. Voorts heeft een statistische onderbouwing plaatsgevonden van mogelijk donorschap van de verdachte in de bemonstering [nummer 3] (diep vaginaal spermacelfractie). Naar het oordeel van het TMFI is het extreem veel waarschijnlijker dat dit DNA afkomstig is van de verdachte, dan van een onbekende, niet verwante persoon. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 1 juli 2020 verklaard dat hij in de nacht van
27 oktober 2019 in Noordwijk bij club [naam discotheek] een meisje zag met wie hij naar het strand is gelopen. Hij heeft verklaard dat zij op het strand zijn gaan zitten en gingen kussen en knuffelen. Zij waren beiden onder invloed van alcohol. De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vingers in haar vagina heeft gespeeld en dat zij hem heeft gepijpt. Hij heeft verklaard dat zijn penis op de vagina van het meisje was en dat er wrijving was. Het klopt dat het meisje weg ging zonder onderbroek en dat hij achter haar aan ging, aldus de verdachte. [10]
Oordeel van de rechtbank
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ernstig kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van (de verklaringen van) aangeefster.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. [slachtoffer] heeft drie verklaringen afgelegd over hetgeen in de nacht van 27 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen, die zij op verschillende momenten heeft afgelegd tegenover verschillende verbalisanten, zijn op grote lijnen consistent en zeer gedetailleerd. De verklaringen van [slachtoffer] worden daarnaast in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de camerabeelden dat [slachtoffer] met ontbloot onderlichaam - midden in een koude oktobernacht - is weggerend vanaf het strand in de richting van de boulevard. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren hoe [slachtoffer] er aan toe was (erg emotioneel en van streek) en dat zij hen om hulp heeft gevraagd, meteen nadat zij met de verdachte van het strand kwam. [verbalisant 2] , die zeer kort na het feit met [slachtoffer] terug is gelopen naar de plek op het strand waar zij zei dat de verkrachting had plaatsgevonden, heeft geconstateerd dat de broek van [slachtoffer] binnenstebuiten zat. Ook zag [slachtoffer] er volgens de verbalisant overstuur uit. Bovendien heeft [slachtoffer] tegenover deze verbalisant gelijkluidend verklaard als in haar drie latere verklaringen.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat er geen penetratie heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft verklaard dat, op het moment dat zijn geslachtsdeel op het geslachtsdeel van het meisje was, hij haar vroeg of zij een vriend had, waarop het meisje weg liep, zodat er geen penetratie heeft plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft verder gesteld dat de verdachte heeft verklaard dat hij, met de toestemming van [slachtoffer] , zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gehad. Daarmee kan worden verklaard hoe zijn DNA in haar terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt als volgt. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Verder blijkt uit onderzoek van het TMFI dat er DNA materiaal van de verdachte diep in de vagina van aangeefster is aangetroffen. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat sperma niet diep vaginaal wordt aangetroffen als de penis slechts tegen de vagina is aangehouden, zoals de verdachte heeft verklaard. Evenmin acht de rechtbank het aannemelijk dat het DNA materiaal van de verdachte door overdracht via zijn vingers diep-vaginaal kan worden aangebracht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel penetratie heeft plaatsgevonden, niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang, omdat dit nergens door wordt ondersteund nu er geen letsel rond de geslachtsdelen van [slachtoffer] is en de verklaring van aangeefster aan alle kanten rammelt.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar. Bovendien wordt haar verklaring over het feit dat er sprake was van dwang, en dreiging met dwang, in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de bovengenoemde getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het hierboven genoemde proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , waaruit volgt dat aangeefster overstuur was.
Conclusie
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat de aan de verdachte tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 27 oktober 2019 te Noordwijk [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het bij de nek en bij de hand pakken en voortduwen van die [slachtoffer] en
- het op de grond gooien van die die [slachtoffer] en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] zeggen: "Je gaat me neuken" en "Wil je dood" en "Je moet me pijpen", en
- het dicht knijpen van de keel van die [slachtoffer] en
- het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer] en
- het zitten op het lichaam van die [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het zoenen van die [slachtoffer] , en
- het plaatsen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het plaatsen van zijn vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een contactverbod met aangeefster.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval van strafoplegging, een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en een voorwaardelijke deel met bijzondere voorwaarden, passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . De verkrachting vond plaats op het strand, midden in de nacht. De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven nog [getuige 1] tijd ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Hoe ingrijpend de gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen. Uit haar verklaring komt naar voren dat [slachtoffer] zich vies en bang voelt en nachtmerries heeft. Zij is bang op straat en durft ’s avonds niet meer alleen naar buiten te gaan. Bij [slachtoffer] is een posttraumatische stressstoornis geconstateerd waarvoor zij traumatherapie volgt. De verdachte heeft voor deze gevolgen geen oog gehad en zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens. Ook ter zitting heeft de verdachte er blijkt van gegeven geen enkel respect te hebben voor de positie van [slachtoffer] . Op de vraag waarom [slachtoffer] belastend over hem zou verklaren, gaf de verdachte aan dat ze het allemaal verzint omdat ze geld nodig heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het handelen van de verdachte niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 29 mei 2020.
De persoon van de verdachte
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportage van 31 maart 2020, opgemaakt door
drs. J.J. van der Weele, psycholoog NIP/BIG. De psycholoog komt tot de conclusie dat de verdachte niet lijdt aan een psychische stoornis of verstandelijke handicap. Hij heeft een normale intelligentie en toereikende copingvaardigheden. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van invloed van overmatig alcoholgebruik. Het risico op recidive wordt beschouwd als laag tot hooguit matig, waarbij overmatig alcoholgebruik en eventuele situatieve omstandigheden in ogenschouw dienen te worden genomen. De verdachte heeft geen verdere zorg of behandeling nodig, aldus de psycholoog.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 24 maart 2020 van Reclassering Nederland. Volgens de reclassering had de verdachte zijn leven relatief goed op orde. De verdachte had psychische problemen in de vorm van trauma’s als gevolg van gebeurtenissen in Irak, waarvoor hij hulpverlening had. De reclassering ziet beperkte mogelijkheden voor reclasseringstoezicht en onthoudt zich primair van advies over de sanctie. Voor reclasseringstoezicht zou het alcoholgebruik, waardoor de verdachte op sommige momenten gewelddadig gedrag kan uiten – wat mogelijk verband houdt met het delict – een aandachtspunt zijn.
De straf
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting ten aanzien van vergelijkbare feiten zijn vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor verkrachting is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In dit geval is echter sprake van een aanzienlijk aantal strafverzwarende omstandigheden die een hogere gevangenisstraf rechtvaardigen. Zo is [slachtoffer] een jong, kwetsbaar meisje en was zij onder invloed van alcohol, wat haar tot een extra kwetsbaar slachtoffer heeft gemaakt, heeft de verkrachting ’s nachts plaatsgevonden op het strand, een openbare ruimte, en heeft er tot twee maal toe een veelheid aan seksuele handelingen plaatsgevonden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Voor het opleggen van het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met aangeefster ziet de rechtbank geen aanleiding, nu gelet op de inhoud van het dossier en het strafblad van de verdachte niet blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich anderszins belastend gedraagt jegens aangeefster.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 30.373,14, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 17.873,14 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, nu de benadeelde partij rechtsgeleerde bijstand heeft van een raadsman, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht de vordering te matigen naar een bedrag dat de rechtbank redelijk acht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit.
Gelet op wat door en namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 25.373,14, bestaande uit € 17.873,14 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 oktober 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30(
DERTIG)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 25.373,14, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 25.373,14, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2019 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 161 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. N. Linnenbank, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019299805, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 00 t/m 341).
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, blz. 74 – 77.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 84 – 92.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 276 – 286.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 159 – 168.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 30 – 31.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 68 – 69.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 70 – 71.
9.Een geschrift, te weten een rapport van het TMFI van 19 november 2019, blz. 265 – 269.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting.