ECLI:NL:RBDHA:2020:6446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
AWB 20/3041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

Op 9 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H. Loth. De verzoeker had op 14 april 2020 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar verzuimde om de gronden van het verzoek te vermelden, zoals vereist volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de verzoeker op 16 april 2020 gewezen op dit verzuim en hem de gelegenheid gegeven om dit binnen twee weken te herstellen. Ondanks deze waarschuwing heeft de verzoeker geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn en heeft hij ook geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan. De uitspraak is op 9 juli 2020 gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3041

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker], geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [#] , van [nationaliteit] nationaliteit, verzoeker
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 14 april 2020 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:81, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het verzoekschrift de gronden van het verzoek vermelden. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het verzoek op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2. Verzoeker heeft geen gronden vermeld in het verzoekschrift. Bij aangetekende brief van 16 april 2020 is verzoeker gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen twee weken na datum van die brief te herstellen. Tevens heeft de rechtbank verzocht om een kopie van het bezwaarschrift en een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Hierbij is vermeld dat, indien verzoeker niet aan dit verzoek voldoet, het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Uit onderzoek is gebleken dat betreffende brief op 20 april 2020 is bezorgd.
3. Bij brief van 27 mei 2020 heeft verzoeker de gronden van zijn verzoek ingediend. Verzoeker heeft dus binnen de daartoe gestelde termijn de verzuimen niet hersteld. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor het verzuim.
4. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.