ECLI:NL:RBDHA:2020:6428
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die in een procedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokken was. De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarin was vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit besluit was genomen op 31 oktober 2017. Na het indienen van een bezwaar, werd dit bezwaar op 14 augustus 2019 ongegrond verklaard door de Staatssecretaris.
Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het ongegrond verklaarde bezwaar (zaaknummer AWB 19/6505) en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen. De rechtbank heeft het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 19/6505 op 20 mei 2020 behandeld via een videoverbinding en dit beroep ongegrond verklaard. Hierdoor voldeed verzoekster niet langer aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
Als gevolg hiervan heeft de rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. I.N. Powell, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.