ECLI:NL:RBDHA:2020:6328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 juni 2020 via een beeldverbinding. De rechtbank had eerder op 29 april 2020 geoordeeld dat de ingebrekestelling niet voldeed aan de vereisten, omdat de opposant niet had aangegeven op welke aanvraag deze betrekking had. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het duidelijk maken van de aanvraag bij de indiener van de ingebrekestelling ligt. De opposant voerde aan dat verweerder aan de hand van het v-nummer en het feit dat er slechts één aanvraag was ingediend, eenvoudig had kunnen zien om welke procedure het ging. Hij stelde ook dat andere zittingsplaatsen in vergelijkbare zaken anders hadden geoordeeld.
De rechtbank heeft echter bevestigd dat de ingebrekestelling niet voldoende duidelijk was, omdat de datum van de aanvraag niet was vermeld en het v-nummer niet volstond om aan te geven om welke aanvraag het ging. De rechtbank concludeerde dat het beroep terecht kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard en dat het verzet ongegrond was. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Paulus, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.