Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2020 in de zaak tussen
[verzoekster] , verzoekster, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoekster, met V-nummer [V-nummer], had beroep aangetekend tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 oktober 2019 was genomen. Tevens had verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Op 1 april 2020 heeft de staatssecretaris medegedeeld dat hij het besluit van 24 oktober 2019 introk en bereid was om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van €699,-. Verzoekster heeft daarop haar procedures ingetrokken en verzocht om vergoeding van de griffierechten in de voorzieningenprocedure.
De voorzieningenrechter overweegt dat het griffierecht van het verzoek om voorlopige voorziening onder artikel 8:82, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht valt. Dit griffierecht kan worden terugbetaald als het verzoek wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten of de gevraagde voorlopige maatregel te nemen. Aangezien de staatssecretaris het besluit heeft ingetrokken, kan dit niet worden aangemerkt als een opschorting of als een voorlopige maatregel. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen wettelijke basis is voor terugbetaling van het griffierecht door de griffier. Daarom wordt bepaald dat de staatssecretaris ook het betaalde griffierecht van €174,- moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken. De uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld bij de rechtbank.