Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
3. Eiser kan zich niet verenigen met het besluit en voert aan dat het terugkeerbesluit in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser betoogt voorts dat verweerder niet heeft gehandeld overeenkomstig de vereisten die zijn neergelegd in het arrest Boudjlida van het Hof van Justitie van de Europese unie van 11 december 2014, nr. C-249/13 (ECLI:EU:C:2014:2431) (arrest Boudjlida). Gelet op het voorgaande is volgens eiser tevens sprake van een motiveringsgebrek en strijdigheid met het verdedigingsbeginsel. Tot slot stelt eiser dat hem ten onrechte geen langere termijn voor vertrek is verleend. Eiser beroept zich hierbij op artikel 7, tweede en derde lid, van Richtlijn 2008/115/EG (hierna: Terugkeerrichtlijn).
4 oktober 2019 een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 6 februari 2019 afgewezen en daarbij tevens aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd met een vertrektermijn van 28 dagen.
4 oktober 2019 geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dan wel een met een dergelijk besluit gelijk te stellen handelen of nalaten. Dit betekent dat tegen het terugkeerbesluit van 4 oktober 2019 geen beroep openstaat.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2020.