ECLI:NL:RBDHA:2020:6309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
C/09/589362 / FA RK 20-1223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf in zorginstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was ingediend op 3 maart 2020 en betrof een cliënt, geboren in 1950, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de noodzaak van de machtiging vastgesteld op basis van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, te weten Alzheimer, die leidt tot ernstig nadeel voor de cliënt en haar omgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, en dat de cliënt niet in staat is om zelfstandig terug te keren naar haar huis.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de specialist ouderengeneeskunde en de advocaat van de cliënt. De specialist bevestigde dat er weinig tot geen verbetering in de situatie van de cliënt is en dat zij zich verzet tegen de opname, hoewel er geen fysiek verzet is. De advocaat pleitte voor afwijzing van de machtiging, stellende dat er geen sprake is van weerstand en dat de cliënt vrijwillig in de accommodatie verblijft.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de cliënt onvoldoende consistent bereid is om vrijwillig opgenomen te zijn, en dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de resterende duur van drie maanden, tot en met 24 september 2020, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is vastgesteld op 7 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/589362 / FA RK 20-1223
Datum beschikking: 23 juni 2020

Opvolgende rechterlijke machtiging

Beschikkingnaar aanleiding van het op 03 maart 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1950, [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te 's-Gravenhage.

ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 03 maart 2020.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
27 november 2019;
- de op 14 mei 2020 ondertekende (aanvullende) medische verklaring van een ter zake kundige [arts] (a.i.o) onder supervisie van [specialist] ouderengeneeskunde, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 25 mei 2020;
- een verklaring van de zorgaanbieders Zorgpartners en Lelie zorgroep van respectievelijk 25 februari 2020 en 9 maart 2020;
- het zorgplan van 10 februari 2020;
- een behandelplan van 19 mei 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de specialist [ouderengeneeskunde] , in het bijzijn van cliënt;
- de advocaat, mr. H.S. van Haeften.

Standpunten ter zitting

Cliënt geeft aan dat een eventueel langere opname met haar man moet worden besproken. Zij laat het aan haar echtgenoot over.
Omdat het lastig te communiceren is met cliënt en zij continue door iedereen heen praat verlaat de specialist [ouderengeneeskunde] de ruimte om op een andere plek de zitting voort te kunnen zetten zonder bijzijn van cliënt.
De specialist ouderengeneeskunde heeft hetgeen in de medische verklaring staat vermeld, bevestigd. Er is weinig tot geen verbetering in de situatie van cliënt, ze begrijpt het allemaal niet en is zeer afwerend. Cliënt is snel geagiteerd en wordt boos als iets niet lukt. Cliënt lijkt zich ten opzichte van de vorige keer (24 maart 2020) nu minder tegen een opname te verzetten, maar als het haar wordt gevraagd zegt ze: “Ik wil naar huis, ik wil naar mijn man”. De echtgenoot van cliënt is rolstoelafhankelijk en kan de zorg van zijn vrouw absoluut niet op zich nemen. Er is geen sprake van fysiek verzet, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft het vermoeden dat wel verzet geconstateerd zal worden wanneer er een artikel 21 Wzd procedure wordt gestart. Op dit moment ontvangt cliënt dezelfde zorg en vrijheden waardoor het voor cliënt op dat punt weinig uitmaakt.
De advocaat merkt op dat haar cliënt geen vertrekkend gedrag vertoond en zij in dat opzicht vrijwillig in de accommodatie verblijft. Er is geen sprake van weerstand en dan is een gedwongen opname een zwaar middel. In dat kader verzoekt de advocaat de machtiging af te wijzen.

Beoordeling

Op 24 maart 2020 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend voor de duur van 3 maanden tot en met 24 juni 2020. Het verzoek werd voor het overige aangehouden tot de zitting van vandaag.
Uit de overgelegde stukken en wat ter zitting is besproken is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten alzheimer
.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- psychische/lichamelijke schade van een ander.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt kan niet terug naar huis. Er wordt niet verwacht dat haar echtgenoot de zorg voor mevrouw weer op zich kan nemen.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt vertoont op dit moment weliswaar geen fysiek verzet, maar zij is onvoldoende consistent bereid gebleken om vrijwillig opgenomen te zijn, doordat zij wisselende signalen geeft.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de resterende duur van 3 maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1950, [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 24 september 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, rechter, bijgestaan door K.A.M. Boeije als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.