ECLI:NL:RBDHA:2020:6294
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met connexiteitsvereiste
Op 2 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, behorend bij de procedure met zaaknummer AWB 19/7896. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, had een V-nummer en was in beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien er een lopende procedure is waartegen beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep van verzoeker in de hoofdzaak, dat op dezelfde dag werd behandeld, ongegrond was verklaard. Hierdoor was er geen basis meer voor het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder dat partijen op een zitting werden uitgenodigd, aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. E. Frieling. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken. De uitspraak is gepubliceerd op de website van de rechtspraak en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.