ECLI:NL:RBDHA:2020:6293
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod van 10 jaar opgelegd aan vreemdeling zonder verblijfsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Surinaamse man geboren in 1968, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar dat hem was opgelegd op 17 september 2019. Dit besluit was genomen omdat de eiser geen verblijfsrecht in Nederland had en een actueel gevaar voor de openbare orde vormde, gezien zijn veroordeling tot 46 maanden gevangenisstraf wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten dat de eiser de Europese Unie onmiddellijk moest verlaten en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het inreisverbod af te zien.
De rechtbank overwoog dat de eiser onvoldoende had onderbouwd waarom hij een langere termijn voor vertrek zou moeten krijgen en dat de staatssecretaris in zijn belangenafweging voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser. De rechtbank verwierp ook het beroep van de eiser op humanitaire redenen om het inreisverbod niet op te leggen, aangezien de eiser zelf had verklaard geen bezwaar te hebben tegen het inreisverbod en geen familie of zakelijke belangen in Nederland te hebben. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. E. Frieling, en zal later openbaar worden uitgesproken.