ECLI:NL:RBDHA:2020:6285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
AWB 19/8079
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor Eritrese asielzoeker wegens onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Eritrese asielzoeker. Eiseres, die stelt Eritrese nationaliteit te hebben, had een aanvraag ingediend voor gezinshereniging met haar referent, die een verblijfsvergunning asiel heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres haar identiteit en het huwelijk met de referent niet kon onderbouwen met officiële documenten. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres overgelegde kerkelijke huwelijksakte vals is bevonden door Bureau Documenten, en dat eiseres niet in staat is geweest om haar identiteit en familierechtelijke relatie aannemelijk te maken. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft besloten om geen aanvullend onderzoek aan te bieden, gezien de contra-indicatie van de valse huwelijksakte. Eiseres heeft ook geen overtuigende argumenten aangedragen om de afwijzing van haar aanvraag te weerleggen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van officiële documenten bij het aantonen van identiteit en familierechtelijke relaties in het kader van asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8079

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van [A] (referent) tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiseres met als doel gezinshereniging in het kader van nareis asiel, afgewezen.
Bij besluit van 23 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en beoogt verblijf bij referent, met wie zij stelt een kerkelijk huwelijk te hebben gesloten. Referent heeft met ingang van 24 oktober 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) verleend gekregen. Op 24 december 2015 heeft referent een eerste mvv-aanvraag ten behoeve van eiseres met als doel gezinshereniging in het kader van nareis asiel ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 20 mei 2017 afgewezen. Referent heeft op 21 juni 2017 onderhavige aanvraag ingediend behoeve van eiseres met als doel gezinshereniging in het kader van nareis asiel ingediend. Eiseres heeft in verband met het door verweerder aangeboden nader onderzoek op 20 maart 2018 deelgenomen aan een interview bij de Nederlandse ambassade te Addis Adeba.
2.1.
Verweerder heeft bij het primaire besluit onderhavige aanvraag afgewezen, omdat eiseres haar identiteit en het huwelijk met referent niet met officiële of indicatieve documenten heeft onderbouwd. Referent heeft eerder een kopie van een kerkelijke huwelijksakte toegezonden, maar hiermee is de gezinsband niet aangetoond. Ook is eiseres er niet in geslaagd om met haar verklaringen tijdens het interview van 20 maart 2018 haar gestelde identiteit en het gestelde huwelijk aannemelijk te maken.
2.2.
Verweerder heeft op 17 juni 2019 eiseres verzocht de originele kerkelijke huwelijksakte naar Bureau Documenten op te sturen voor onderzoek. Tevens is gewezen op de mogelijkheid om officiële en indicatieve documenten te overleggen. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 11 juli 2019 blijkt dat de kerkelijke huwelijksakte vals is bevonden. Eiseres is door verweerder bij brief van 7 augustus 2019 in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen van Bureau Documenten. Referent heeft daar gebruik van gemaakt en bij brief van 22 augustus 2019 verklaard dat zijn ouders de huwelijksakte hebben meegegeven aan iemand die naar Nederland is gereisd. Hoe zijn ouders aan de akte zijn gekomen, is niet bekend. Referent is ervan uitgegaan dat de akte authentiek was. Verder wordt opgemerkt dat er geen andere documenten zijn.
2.3.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit, onder verwijzing naar de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten, het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder volgt eiseres in haar stelling dat zij geen officiële identiteitskaart kan overleggen. Zij heeft haar identiteit echter ook niet anderszins aannemelijk gemaakt door middel van (overtuigende) indicatieve documenten. De tijdens het interview van 20 maart 2018 overgelegde (kopie met originele stempels van) Administration for Refugees & Returnee Affairs (ARRA) “pass permit” is daartoe onvoldoende, nu deze verklaring is afgegeven op basis van eigen verstrekte gegevens. Verder heeft zij met haar verklaringen haar identiteit niet aannemelijk kunnen maken. Door de vals bevonden huwelijksakte is bovendien sprake van een contra-indicatie, waardoor nader onderzoek niet in de rede lag. Eiseres heeft ook geen andere documenten overgelegd die het gestelde huwelijk aannemelijk kunnen maken.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd waarom eiseres in het interview van 20 maart 2018 niet overtuigend zou hebben verklaard over haar identiteit en over het huwelijk. Verder twijfelt verweerder ten onrechte aan de authenticiteit van de overgelegde kerkelijke huwelijksakte. Eiser verwijst daarbij naar een rapport van de heer [B] , dat concrete aanknopingspunten oplevert om aan het onderzoek van Bureau Documenten te twijfelen. Eiseres betoogt dat de conclusie van het onderzoek van Bureau Documenten zou behoren te luiden dat bij gebreke van een compleetheid van vergelijkingsmateriaal de authenticiteit van de kerkelijke huwelijksakte niet kan worden vastgesteld. Het is immers onmogelijk om over vergelijkingsmateriaal van alle kerken in Eritrea te beschikken. Gelet hierop verzoekt eiseres de rechtbank zelf kennis te nemen van stukken die ten grondslag liggen aan de verklaring van onderzoek en te onderzoeken of Bureau Documenten tot het oordeel heeft kunnen komen dat de overgelegde huwelijksakte vals is. Eiseres stelt dat zij niet over de mogelijkheden en financiële middelen beschikt om een contra-expertise uit te laten voeren, waardoor verweerder bovendien compensatie had moeten aanbieden door middel van het houden van (nog) een identificerend gehoor. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 21 december 2018 (ECLI:NL:RBNHO:2018:11370). Eiseres heeft tot slot aangegeven dat zij in bezwaar gehoord wilde worden. Verweerder heeft ten onrechte van deze hoorplicht afgezien.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds 23 november 2017 een nieuwe vaste gedragslijn hanteert bij de beoordeling van nareisaanvragen. Dit beoordelingskader is inmiddels opgenomen in Werkinstructie 2018/20. In de uitspraken van 16 mei 2018 (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:1508) heeft de Afdeling beslist dat artikel 11, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet in de weg staat aan deze gedragslijn. De vaste gedragslijn komt, voor zover van belang, op het volgende neer. Een vreemdeling moet zowel de gestelde familierechtelijke relatie met de referent als zijn identiteit aantonen met officiële documenten. Indien een vreemdeling stelt dat hij geen officiële documenten over de gestelde familierechtelijke relatie kan overleggen, moet hij dit aannemelijk maken. Als die vreemdeling dit aannemelijk heeft gemaakt, betrekt verweerder onofficiële documenten bij zijn beoordeling en kan hij aanvullend onderzoek aanbieden. Als die vreemdeling dit niet aannemelijk heeft gemaakt maar wel één of meer onofficiële documenten over de gestelde familierechtelijke relatie heeft overgelegd, betrekt verweerder deze onofficiële documenten bij zijn beoordeling. Deze documenten kunnen verweerder aanleiding geven om de desbetreffende vreemdeling aanvullend onderzoek aan te bieden. Hiervoor is in de eerste plaats vereist dat de onofficiële documenten die de vreemdeling over de gestelde familierechtelijke relatie heeft overgelegd, substantieel bewijs zijn. In de tweede plaats is vereist dat de vreemdeling, als hij geen officiële documenten heeft overgelegd om zijn identiteit aan te tonen en stelt dat hij geen officiële identiteitsdocumenten kan overleggen, dit met een op de persoon toegespitste verklaring aannemelijk maakt óf substantieel bewijs van zijn identiteit in de vorm van één of meer onofficiële identiteitsdocumenten overlegt. Verweerder biedt echter geen aanvullend onderzoek aan als een contra-indicatie van toepassing is. Van een contra-indicatie kan onder meer sprake zijn als valse of vervalste documenten zijn overgelegd.
Identiteit
5.2.
Niet in geschil is dat eiseres geen officiële identiteitsdocumenten ter onderbouwing van haar identiteit heeft overgelegd en dat verweerder op dat punt bewijsnood aanneemt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het indicatieve document dat eiseres tijdens het interview van 20 maart 2018 heeft overgelegd, te weten een kopie met originele stempels van een ARRA pass permit, onvoldoende substantieel is om de identiteit van eiseres vast te stellen. In dit kader heeft verweerder kunnen overwegen dat het document is opgesteld op basis van de eigen verklaringen van eiseres en niet op officiële onderliggende documenten. Om die reden kan aan dit document weinig waarde ten aanzien van de vaststelling van de identiteit worden gehecht. Ook op andere wijze heeft eiseres haar identiteit niet aannemelijk gemaakt. De vraagstelling in het interview zag met name op de gestelde feitelijke gezinsband.
Familierechtelijke relatie
5.3.
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat de kerkelijke huwelijksakte ten onrechte vals is bevonden, overweegt de rechtbank als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat een onderzoeksrapport van Bureau Documenten een deskundigenadvies aan verweerder is ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden, waarvan verweerder in beginsel mag uitgaan. Verweerder moet zich, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Indien dat het geval is, kan de vreemdeling de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen noch naar inhoud onvoldoende inzichtelijk en concludent is. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten blijkt voldoende inzichtelijk op welke onderdelen de kerkelijke huwelijksakte door Bureau Documenten is beoordeeld, te weten de printtechniek, de verschijningsvorm, de stempels en handtekening ter autorisatie en de opmaak en afgifte van de akte. Dat er een grote verscheidenheid aan kerkelijke huwelijksakten in Eritrea is en het voor Bureau Documenten onmogelijk zou zijn om over vergelijkingsmateriaal van alle kerken in Eritrea te beschikken, betekent op zichzelf nog niet dat Bureau Documenten niet in staat zou zijn een kerkelijke huwelijksakte te beoordelen en te concluderen dat het document niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Uit de verklaring van onderzoek volgt dat Bureau Documenten de kerkelijke huwelijksakte heeft vergeleken met beschikbaar vergelijkingsmateriaal en op basis daarvan het document vals heeft bevonden. Gelet op de deskundigheid van Bureau Documenten mag er in beginsel van uit worden gegaan dat bij de beoordeling van de kerkelijke huwelijksakte vergelijkingsmateriaal is gebruikt dat wat betreft plaats van afgifte vergelijkbaar is met het door eiseres overgelegde document. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande dan ook geen aanleiding om verweerder op te dragen met toepassing van artikel 8:29 van de Awb inzicht te geven in de onderliggende stukken van het onderzoek van Bureau Documenten. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij niet over de middelen en mogelijkheden beschikt om een contra-expertise uit te laten voeren, overweegt de rechtbank dat zij dit niet nader heeft onderbouwd. In tegenstelling tot de door haar aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 21 december 2018, kan derhalve niet worden aangenomen dat eiseres hieromtrent in bewijsnood verkeert. De omstandigheid dat eiseres geen contra-expertise heeft laten uitvoeren, dient dan ook voor haar risico te komen. Het voorgaande betekent dat verweerder de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat de kerkelijke huwelijksakte vals is.
5.5.
Gelet op de vals bevonden kerkelijke huwelijksakte heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dit als contra-indicatie kan worden aangemerkt, waardoor verweerder niet gehouden was om eiseres nader onderzoek aan te bieden. Omdat eiseres de huwelijksakte eerst in de bezwaarprocedure heeft overgelegd en deze eerst in bezwaar is onderzocht, heeft er een interview op 20 maart 2018 plaatsgevonden. Tot een verdergaand onderzoek is verweerder niet gehouden.
5.6.
Gelet op bovenstaande zijn de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie met referent niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.
5.7.
Ten aanzien van het beroep op de schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier, op 2 juli 2020.
griffier rechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.