ECLI:NL:RBDHA:2020:6282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
AWB 19/8435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met connexiteitsvereiste

Op 2 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, behorend bij de procedure met zaaknummer AWB 19/8435. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, had een V-nummer en was in beroep tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien er een lopende procedure is waartegen beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt.

De voorzieningenrechter had eerder in dezelfde zaak, met zaaknummer AWB 19/8434, het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Hierdoor was de basis voor het verzoek om voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak zonder zitting kon worden gedaan, aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. E. Frieling, en werd niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is gepubliceerd op de website van de rechtspraak en er kan geen hoger beroep tegen deze uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8435
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Bij uitspraak van vandaag, in de procedure met zaaknummer AWB 19/8434, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
3. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier, op 2 juli 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.