ECLI:NL:RBDHA:2020:6279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
AWB 19/8773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een V-nummer heeft. De verzoeker had eerder een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd gekregen, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid per 17 november 2014 met terugwerkende kracht ingetrokken. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er beroep is ingesteld. Echter, de rechtbank had op dezelfde dag het beroep in een andere procedure (zaaknummer AWB 19/7503) ongegrond verklaard, waardoor niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste van artikel 8:81 Awb. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. I.N. Powell. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken. De uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8773
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde mr. M. Erik),
tegen

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, ingetrokken per 17 november 2014 met terugwerkende kracht.
Bij besluit van 30 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen tot op het beroep is beslist.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening treffen indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder het verzoek ter zitting te hebben behandeld, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter acht in dit geval termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:83, derde lid, van de Awb gelet op het volgende.
De rechtbank heeft heden het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 19/7503 – na behandeling hiervan ter zitting op 22 juni 2020 via een videoverbinding (Skype) – ongegrond verklaard, zodat niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste.
3. Het verzoek zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.