In deze zaak hebben eisers, beiden van Afghaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze niet binnen de termijn van drie maanden was ingediend. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd gedeeltelijk gegrond verklaard en gedeeltelijk ongegrond. Hierop hebben eisers beroep ingesteld. De rechtbank Amsterdam heeft eerder in een uitspraak geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet aan eisers kon worden tegengeworpen, maar de staatssecretaris heeft in een nieuw besluit de aanvraag opnieuw afgewezen, wat leidde tot deze procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de eerdere uitspraak niet heeft gerespecteerd en de termijnoverschrijding ten onrechte heeft tegengeworpen aan eisers. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag inhoudelijk had moeten beoordelen, gezien de eerdere uitspraak die in rechte vaststaat. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 525,- worden vastgesteld.