Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
,
1.Procesverloop
2.Verweer
3.Beoordeling
4.Beslissing
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1927, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 10 januari 2020, naar aanleiding van een last tot inbewaringstelling afgegeven door de burgemeester van Gouda op 9 januari 2020. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 14 januari 2020 gehouden, waarbij de cliënt, haar advocaat mr. D. Poot, een specialist ouderengeneeskunde, en de dochter en schoonzoon van de cliënt aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, veroorzaakt door de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, die leidt tot een stemmingsstoornis. Dit gedrag kan levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, psychische schade, en andere vormen van schade veroorzaken. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn.
De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 25 februari 2020. Deze beschikking is gegeven door rechter M.C. Bruining, bijgestaan door griffier A.U. Hatuina, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.