ECLI:NL:RBDHA:2020:6248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
20/2145Awb
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door verzoekster tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 14 februari 2020, waarbij haar recht op bijstand ingevolge de Participatiewet met ingang van 1 december 2019 was ingetrokken. Na de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening, heeft verzoekster verzocht om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop verweerder aangaf dat er geen proceskosten verschuldigd zijn aan verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, waaronder artikel 8:84, vijfde lid, en artikel 8:75a. Het oordeel was dat, omdat het verzoek om voorlopige voorziening was ingetrokken en verweerder verzoekster opnieuw bijstand had verstrekt, er geen aanleiding was om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het Coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2154

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),

en

het college van burgemeester en wethouders gemeente Leiden, verweerder(gemachtigde: A. Nijland).

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw) met ingang van 1 december 2019 ingetrokken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft verzoekster met ingang van 6 maart 2020 opnieuw bijstand toegekend.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij van mening is dat er geen proceskosten verschuldigd zijn aan verzoekster.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder heeft verzoekster opnieuw met ingang van 6 maart 2020 bijstand verstrekt. Het bestreden besluit waarbij het recht met ingang van 1 december 2019 was ingetrokken blijft, zo blijkt uit verweerders brief van 25 juni 2020, onverminderd van kracht. Verweerder heeft dat besluit in bezwaar nog niet beoordeeld en staat vooralsnog volledig achter dat besluit. Er is daarom geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Verweerder is verzoekster niet als gevolge van haar verzoek om voorlopige voorziening tegemoetgekomen. Er is daarom geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2020 door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
de griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.