ECLI:NL:RBDHA:2020:6236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/09/590229 / FA RK 20-1655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 16 maart 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1978, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat en een psychiater. De officier van justitie heeft aangegeven dat er sprake is van agressie-incidenten en dat er meer ingrepen nodig zijn om de veiligheid te waarborgen. De betrokkene heeft echter verklaard dat het goed met haar gaat en dat zij geen gevaar vormt. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg beoordeeld en geconcludeerd dat de voorgestelde maatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 21 september 2020, waarbij de rechtbank ook heeft overwogen dat de behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier P.A. Kok, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/590229 / FA RK 20-1655
Datum beschikking: 24 juni 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1978, [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Poot te Leiden.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 27 februari 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 26 februari 2020;
- een zorgplan van 26 februari 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 12 maart 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene,
- de advocaat,
- de [psychiater 2] .
Tevens was bij de mondelinge behandeling aanwezig: mevrouw K. van Tongeren, teammanager ambulant, Centrum Den Haag.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek nodig werd geacht door de officier van justitie, is mr. S. Polderman, telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De officier van justitie heeft verklaard dat het Openbaar Ministerie persisteert bij het verzoek. Er is sprake geweest van zeer forse agressie-incidenten, naar zorgverleners. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er meer nodig is en dat er zo nodig direct ingegrepen moet kunnen worden en dat er ten aanzien van een eventuele opname geen maximum van twee weken moet worden gesteld. De interventies in het verleden zijn onvoldoende geweest en betrokkene heeft niet meegewerkt. De vraag is hoelang betrokkene stabiel blijft. Aangegeven is dat zij niet altijd trouw haar medicatie inneemt wat tot forse incidenten kan leiden.
Betrokkene heeft verklaard dat het goed met haar gaat. Zij vindt het belachelijk dat er een zorgmachtiging wordt gevraagd. Betrokkene meent dat zij vanuit de stoornis absoluut geen gevaar vormt. Dat zij fysiek en verbaal agressief is, komt voort uit het door haar opgelopen trauma. Betrokkene vindt dat zij lang genoeg een rechterlijke machtiging heeft gehad.
De advocaat heeft samengevat verklaard dat het onder de gegeven omstandigheden nodig is dat betrokkene depotmedicatie blijft accepteren, hoewel zij van mening is dat dit eigenlijk niet nodig is. Zij heeft deze afweging eind 2019 gemaakt omdat het alternatief kan zijn dat zij weer wordt opgenomen en dat wil ze te allen tijde voorkomen. Dat betrokkene hier achter staat blijkt wel uit het feit dat zij steeds het depot heeft geaccepteerd, terwijl de vorige machtiging al was verlopen. Zij is al ruim een half jaar stabiel en de verwachting is dat zij dat ook het komende half jaar zal blijven. Onlangs heeft zich een situatie voorgedaan waarbij betrokkene haar depotmedicatie heeft overgeslagen. Zij is toen onder dreiging van een crisismaatregel meegegaan naar FPC Fivoor en heeft daar een depot geaccepteerd. Toen is ze weer naar huis gebracht. Deze kortdurende interventie als zij haar depot overslaat is voldoende. Een langdurige opname met alle vormen van verplichte zorg is onnodig om op voorhand en preventief in te zetten. Het is verder inhumaan en stigmatiserend. Daarbij geldt dat betrokkene in dat geval wordt opgenomen in de Forensische kliniek de Kijvelanden wat een bijzonder streng regiem kent. Van de vormen van verplichte zorg zoals in verzoekschrift staat dat betrokkene medicatie ontvangt om een manisch psychotisch toestandsbeeld te voorkomen. Dit kan worden aangevuld met een korte interventie “opname in een accommodatie voor twee weken bij medicatie-ontrouw”. Betrokkene kan zich hier, alles afwegend, bij neerleggen. Mocht de toestand van betrokkene zodanig zijn dat er meer en langdurige zorg nodig is dan opname van twee weken, dan voorziet de wet in de mogelijkheid om heel snel een wijziging van de zorgmachtiging te bewerkstelligen
De psychiater heeft verklaard dat betrokkene - als zij stabiel is zoals thans het geval is -, niet gebaat is bij een langdurige opname. Dit is ook geenszins de intentie. Als zij stabiel blijft, kan worden volstaan met het toedienen van het depot. Betrokkene krijgt zo min mogelijk zorg en wil ook geen contact met haar psychiater. De psychiater kan hiermee akkoord gaan als dit betrokkene helpt om stabiel te blijven. Betrokkene heeft wel de neiging om haar depot ofwel een paar dagen later te halen of om niet op te komen dagen. Het is lastig voor haar om zich aan de afspraken te houden. Het beleid is in die gevallen dat zij dan onder politiebegeleiding naar de kliniek wordt gebracht. Als betrokkene decompenseert gaat dat erg snel, reden waar haar behandelaars er bovenop zitten, om een terugval te voorkomen. Snel ingrijpen is dan geboden, omdat betrokkene dan gevaarlijk wordt en haar maatschappelijke participatie kwijtraakt. Volgens de psychiater is bij decompensatie ook een veel langere opname dan twee weken nodig.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 7 november 2019 heeft de rechtbank op grond van de Wet Bopz een voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 21 maart 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizo-affectieve stoornis: bipolaire type.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het ernstig nadeel af te wenden, en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De officier van justitie heeft in zijn verzoek alle vormen van verplichte zorg opgenomen. Uit de verklaring van de psychiater blijkt echter dat betrokkene gebaat is bij zo min mogelijke zorg. Daarom zal de rechtbank de door de geneesheer-directeur aangevinkte vormen van verplichte zorg toewijzen en de overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg afwijzen.
Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om mee te gaan in het voorstel van de advocaat om de situatie opnieuw te toetsen, in het geval van een mogelijke decompensatie van betrokkene. Hiertoe overweegt de rechtbank dat zij het risico op ernstig nadeel voor personen, in het geval van betrokken, te groot acht. Weliswaar accepteert betrokkene haar depotmedicatie op dit moment, maar ook blijkt dat betrokkene dit depot soms overslaat. Uit de verklaring van de psychiater blijkt dat decompensatie bij betrokkene heel snel kan gaan. Tegen deze achtergrond is de eenmalige korte interventie waarbij betrokkene naar de kliniek is gebracht om depot te krijgen en waarbij decompensatie is uitgebleven, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat in alle gevallen kan worden volstaan met een dergelijke kortdurende interventie. Het voorstel van de advocaat om een wijziging van de zorgmachtiging te vragen indien meer zorg nodig is, is niet in lijn met de noodzaak voor een snelle en doelmatige interventie ter voorkoming van verdere decompensatie. Voorts staat niet bij voorbaat vast dat een opname in een accommodatie van twee weken voldoende is om het ernstig gevaar af te wenden. De psychiater heeft verklaard dat het in het verleden ook langere opnameduur noodzakelijk is geweest.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1978, [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 september 2020;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door P.A. Kok als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.