ECLI:NL:RBDHA:2020:6225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
09/797024-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkeersongeval met onbekende bestuurder en rijden zonder rijbewijs

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval, het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden zonder rijbewijs. Het ongeval vond plaats op 12 november 2015 in 's-Gravenhage, waarbij een voetganger, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte ontkende de bromfiets te hebben bestuurd en de rechtbank moest vaststellen of hij daadwerkelijk de bestuurder was op het moment van het ongeval.

Tijdens de zitting op 26 juni 2020 heeft de officier van justitie, mr. A.M. Ariese, vrijspraak bepleit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. Oldenhof, eveneens vrijspraak vroeg. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het politieonderzoek in overweging genomen. Getuigen gaven wisselende signalementen van de bestuurder van de bromfiets, en er was geen eenduidig bewijs dat de verdachte de bromfiets op het moment van het ongeval bestuurde.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte de bromfiets bestuurde en dat hij de plaats van het ongeval had verlaten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E.A. van Beelen, en is openbaar gemaakt op 10 juli 2020.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797024-17
Datum uitspraak: 10 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ariese en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte, mr. H. Oldenhof, naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2015 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger tengevolge waarvan hij met zijn bromfiets in botsing is gekomen met die voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een neusfractuur en/of een gekneusde heup, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2015 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (tweewielige bromfiets), daarmee rijdende op de weg, de [straat 1] , als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger tengevolge waarvan hij met zijn bromfiets in botsing is gekomen met die voetganger, waardoor een ander te weten die voetganger (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Gravenhage op/aan de [straat 1] , op of omstreeks 12 november 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Gravenhage op/aan de [straat 1] , op of omstreeks 12 november 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] )
letsel en/of schade was toegebracht;
3
hij op of omstreeks 12 november 2015 te 's-Gravenhage terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten AM en/of B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat 1] , als bestuurder een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.

3.Overwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft na een gegrond bevonden klacht van aangeefster [slachtoffer] (art. 12 van het Wetboek van Strafvordering) alsnog vervolging tegen de verdachte ingesteld. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft – zoals verwoord in haar pleitnota – vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 12 november 2015 heeft op de kruising van de [straat 1] en de [straat 2] in Den Haag een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dat ongeval waren [slachtoffer] en de bestuurder van een bromfiets met [kenteken] betrokken. [slachtoffer] stak te voet de [straat 1] over bij een voetgangersoversteekplaats en werd daarbij aangereden door de bestuurder van de bromfiets die volgens getuigen door rood reed. Het betrof een bromfiets die door een snackbar werd gebruikt om maaltijden te bezorgen. De bestuurder is vervolgens weggerend van de plaats van het ongeval. [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval een gebroken neus en een gekneusde heup opgelopen.
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij als bestuurder van de bromfiets het ongeval heeft veroorzaakt, dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten en dat hij heeft gereden zonder rijbewijs. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of kan worden vastgesteld dat de verdachte degene was die de bromfiets op 12 november 2015 ten tijde van het incident heeft bestuurd.
De verdachte heeft ontkend de bromfiets te hebben bestuurd. Hij is in beeld gekomen als mogelijke bestuurder nadat zijn voornaam was genoemd door de leasemaatschappij van de betreffende bromfiets. [getuige 1] , de eigenaar van de snackbar die de bromfiets met het [kenteken] in gebruik had, heeft verklaard dat de verdachte de avond van 12 november 2015 op de bromfiets met het [kenteken] heeft gereden, omdat hij die avond een paar uurtjes zou komen proefdraaien. Later kan [getuige 1] de verdachte echter niet meer herkennen van een foto.
Een medewerker van de snackbar, [getuige 2] , heeft ook de verdachte genoemd als bestuurder van de bromfiets, omdat hij wist dat de verdachte die dag zou gaan proefdraaien als maaltijdbezorger. Hij heeft niet zelf gezien dat de verdachte die dag daadwerkelijk de bromfiets heeft bestuurd.
In het politieonderzoek is vervolgens een andere persoon in beeld gekomen als mogelijke bestuurder, te weten [naam] .
Getuigen van het ongeval hebben algemene en wisselende signalementen opgegeven van de bestuurder van de bromfiets. Aan twee van hen, [getuige 3] en [getuige 4] , zijn foto’s getoond van zowel de verdachte als van [naam] . De ene getuige heeft [naam] aangewezen als bestuurder, de andere getuige wijst de verdachte aan, “voor 80 procent zeker”. Uit deze getuigenverklaringen komt de verdachte dus niet eenduidig als bestuurder van de bromfiets naar voren.
Gelet op het voorgaande, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte degene was die de bromfiets op 12 november 2015 ten tijde van het incident heeft bestuurd. Daarom kan niet worden bewezen verklaard dat hij degene is geweest, die het ongeval heeft veroorzaakt, die de plaats van het ongeval heeft verlaten en heeft gereden zonder rijbewijs. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2020.