Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
ex art. 1:377a BW)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2020 uitspraak gedaan over de wijziging van het verblijf van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], en de vaststelling van een contactregeling. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling (GI) naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 11 juni 2020 is ingediend. De kinderrechter heeft de moeder, die het ouderlijk gezag heeft, en de pleegouders als belanghebbenden aangemerkt. De moeder woont in [woonplaats 1] en de pleegouders in [woonplaats 2]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de bijlagen, en heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De pleegvader is niet verschenen, terwijl de pleegmoeder en de moeder bijgestaan door hun advocaten wel aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 4 juni 2020 bij de moeder verblijft, na een periode van verblijf bij de pleegouders. De GI heeft verzocht om toestemming voor wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar de moeder, en om een voorlopige regeling voor de omgang met de pleegouders. De kinderrechter heeft overwogen dat het in het belang van [minderjarige] is om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over haar toekomstperspectief en dat zij niet geconfronteerd moet worden met de strijd tussen de moeder en de pleegouders. De kinderrechter heeft de toestemming voor de wijziging van het verblijf verleend en bepaald dat er een contactregeling moet zijn tussen [minderjarige] en de pleegouders, waarbij de GI de invulling en opbouw van deze regeling zal bepalen.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de moeder en de pleegouders hun onderlinge strijd staken en samenwerken in het belang van [minderjarige]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.