ECLI:NL:RBDHA:2020:6071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een vrouw, geboren in 1981, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zorg nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren en te herstellen, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De betrokkene had aangegeven geen zorgmachtiging nodig te hebben en wilde haar medicatie vrijwillig afbouwen, maar de psychiater en de officier van justitie wezen op het risico van decompensatie en het gebrek aan ziekte-inzicht bij de betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de psychiater en de advocaat van de betrokkene. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, gezien de geschiedenis van de betrokkene en het risico op psychotische decompensatie. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, die onder andere het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid omvat. De machtiging geldt tot en met 18 december 2020. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.