ECLI:NL:RBDHA:2020:6071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
C/09/590226 / FA RK 20-1653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een vrouw, geboren in 1981, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zorg nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren en te herstellen, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De betrokkene had aangegeven geen zorgmachtiging nodig te hebben en wilde haar medicatie vrijwillig afbouwen, maar de psychiater en de officier van justitie wezen op het risico van decompensatie en het gebrek aan ziekte-inzicht bij de betrokkene.

Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de psychiater en de advocaat van de betrokkene. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, gezien de geschiedenis van de betrokkene en het risico op psychotische decompensatie. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, die onder andere het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid omvat. De machtiging geldt tot en met 18 december 2020. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/590226 / FA RK 20-1653
Datum beschikking: 19 juni 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1981, [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. L.C. Baars te Schiedam.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 09 maart 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 09 maart 2020;
- een zorgplan van 11 februari 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 12 maart 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater 2]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De betrokkene is van mening dat zij geen zorgmachtiging nodig heeft. Zij neemt haar medicatie vrijwillig in en is van plan om deze in overleg met de arts af te bouwen.
De psychiater heeft verklaard dat steeds tijdelijk sprake is van medewerking met betrekking tot de medicatie. Het is in het verleden al vaak mis gegaan, omdat de betrokkene stopte met de medicatie en daardoor decompenseerde. De betrokkene heeft weinig ziektebesef en ziekte-inzicht. Dat maakt dat ze wil stoppen met de medicijnen zodra ze zich enigszins beter voelt. Gisteren heeft de betrokkenen nog aangegeven dat zij wil stoppen met haar depot. Er is onvoldoende vertrouwen dat het in vrijwillig kader lukt. Mocht het een tijd lang goed gaan dan is het verminderen van de dosering een optie, maar dat stadium is nog niet bereikt. Eerst zal een optimale balans bereikt moeten worden. De ervaring leert dat zij snel wisselt en ook de afgelopen tijd is gebleken dat er moeilijk afspraken te maken zijn. Daarbij komt dat in het verleden is gebleken dat de betrokkene heel snel kan decompenseren en dat dat lijdt tot de zeer gevaarlijke situaties.
De advocaat heeft aangevoerd dat betrokkene in toenemende mate inzicht krijgt in haar situatie. Dat is ook de reden dat zij minder medicatie wil. Betrokkene wil de zorg met name op vrijwillige basis. De afgelopen twee jaar heeft zij goed gefunctioneerd en is het inzicht groeiende. Iedere twee weken krijgt zij bezoek van haar behandelaar en heeft zich in januari vrijwillig laten opnemen. Mocht de rechtbank dat anders zien dan verzoekt de advocaat betrokkene alleen te verplichten om medicatie in te nemen en de controles na te komen. Opname is nu niet geïndiceerd. Indien dit toch als verplichte vorm van zorg wordt opgenomen is dat een vorm van verkapte dwang en dat zou niet mogelijk moeten zijn. Hij verzoekt dan ook deze nadrukkelijk niet toe te wijzen.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 10 april 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 09 april 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid, bij een opname;
- insluiten, bij een opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam, bij een opname;
- opnemen in een accommodatie, uitsluitend bij dreiging van psychotische decompensatie.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de betrokkene ambulante zorg en, met name, medicatie nodig heeft om psychotische decompensatie te voorkomen. Betrokkene staat zeer ambivalent tegenover de inname van medicatie, zodat een vrijwillig kader niet volstaat.
Omdat het risico op terugval, gelet op het chronische toestandsbeeld en de neiging om met de medicatie te stoppen, steeds aanwezig is, en er in dat geval sprake zeer snel kan zijn van psychotische decompensatie, waarbij het noodzakelijk is snel in te kunnen grijpen om het ernstig nadeel af te kunnen wenden, zullen ook de opname in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten en onderzoek aan kleding of lichaam, de laatste drie alleen tijdens opname, als verplichte zorgvormen worden opgenomen.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1981, [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid, bij een opname;
- insluiten, bij een opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam, bij een opname;
- opnemen in een accommodatie, uitsluitend bij dreiging van psychotische decompensatie;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 december 2020;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.